Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid – november / december 2022

Deze keer maken we een uitstapje naar het Gerechtshof voor een civielrechtelijke kwestie over onrechtmatige hinder van een warmtepomp. Daarnaast een selectie van de uitspraken die in de periode van 16 november tot met 14 december 2022 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over 700 niet te bouwen woningen nabij Schiphol, de luchthavenregeling Middenmeer, een evenemententerrein, het relativiteitsvereiste, luidruchtige woningsplitsing en klaterende fonteinen.

Onrechtmatige hinder warmtepomp

Onrechtmatige hinder warmtepomp: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 15 november 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:9854

In het noorden van het land lopen de gemoederen hoog op over een warmtepomp. Partijen zijn achterburen. De ene buurman heeft een zwembad met warmtepomp laten plaatsen in de achtertuin. De warmtepomp staat in een nis op 40 cm van het perceel van de achterburen. Zij ondervinden geluidsoverlast, vooral in de nachtelijke uren.

Nadat de buren hebben geklaagd, heeft de eigenaar van de warmtepomp deze een kwartslag gedraaid, rubbertjes eronder gezet en een afdakje erboven geplaatst. Later is de warmtepomp vervangen door een zwaardere warmtepomp op dezelfde plek en heeft de warmtepomp enkele perioden van meerdere dagen ’s nachts uitgestaan. Ook heeft de zwembadeigenaar leibeuken en een laurierheg geplaatst. Niets verhelpt echter de klachten, behalve het ’s nachts uitzetten van de warmtepomp.

De buren laten geluidmetingen verrichten door een deskundig bureau. De deskundige heeft metingen verricht op de erfgrens, 0,5 meter hoger dan de gezamenlijke dichte erfafscheiding. De deskundige heeft daarmee gemeten conform het sinds april 2021 aangepaste Bouwbesluit. De maximale geluidsnorm die sindsdien geldt is 40 dB. De deskundige concludeert dat deze norm overschreden wordt.

De buren staan ook regelmatig zelf te meten met een mobiele telefoon en met een Datalogger Laserline Sound Testmaster. De deskundige heeft deze privémetingen getoetst en gekalibreerd en vastgesteld dat de privémetingen indicatief zijn en minder dan 1 dB afwijken van professionele meetapparatuur. De privémetingen komen veelal boven de 50 dB uit.

De buren starten een kort geding. Tijdens de zitting komen partijen overeen dat de zwembadeigenaar zo spoedig mogelijk een omkisting met trillingsdempende steunen voor de warmtepomp zal bestellen bij Merford. Zolang deze omkisting nog niet is geplaatst, zal de warmtepomp tussen 22:00 uur en 8:00 uur worden uitgezet. Na plaatsing van de omkisting zal de warmtepomp door trial and error worden ingeregeld in het najaar en de aansluitende winter in 2021 en begin 2022. Blijken de maatregelen voldoende te zijn, dan wordt het kort geding ingetrokken. Anders wordt het kort geding hervat.

Er wordt uiteindelijk nooit een omkisting aangeschaft bij Merford. Het kort geding wordt dus hervat. De voorzieningenrechter bepaalt dat de zwembadeigenaar de warmtepomp tussen 23:00 uur en 7:00 uur uit moet zetten, totdat maatregelen zijn genomen. Deze maatregelen zijn: verplaatsing (tot 10 meter van de schutting), omkisting en het aanbrengen van trillingsdempers. Gebeurt dit niet, dan verbeurt de zwembadeigenaar een dwangsom van € 500 per nacht dat de warmtepomp aan staat, met een maximum van € 20.000.

De maximale dwangsommen van € 20.000 worden verbeurd. De buren incasseren dit bedrag. Sinds april staat de warmtepomp ’s nachts wel uit. De zwembadeigenaar komt in hoger beroep. Hij vordert terugbetaling van de betaalde dwangsommen en vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter. Hij krijgt geen gelijk.

De vraag die het gerechtshof moet beoordelen is of er sprake is van onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 en 6:162 van het Burgerlijk Wetboek. Of het toebrengen van hinder onrechtmatig is, hangt af van de aard, de ernst en de duur van de hinder en de daardoor veroorzaakte schade in verband met de omstandigheden van het geval, waaronder de plaatselijke omstandigheden. Daarbij moet o.a. rekening worden gehouden met het gewicht van de belangen die met de hinder toebrengende activiteit worden gediend en de mogelijkheid – mede gelet op de daaraan verbonden kosten – en de bereidheid om maatregelen ter voorkomen van schade te treffen.

De zwembadeigenaar stelt dat hij voldoet aan de regels die golden ten tijde van de aanschaf van de warmtepomp. Toen gold de op 1 april 2021 ingevoerde geluidnorm voor installaties nog niet. Hij voldeed bovendien aan de APV van Tynaarlo.

Het gerechtshof overweegt dat dit niet relevant is voor de beoordeling of hij onrechtmatig handelt. Ook wie voldoet aan publiekrechtelijke regels kan toch nog onrechtmatige hinder veroorzaken, doordat niet alleen de ernst (hier het aantal decibellen gemeten op de erfgrens) daarbij meeweegt, maar ook de duur en het tijdstip van het geluid, de belangen die daarmee in het gedrang komen en de offers die ermee gemoeid zijn om dat te voorkomen.

De publiekrechtelijke norm uit het Bouwbesluit is wel een relevante factor. De norm maakt namelijk duidelijk welk geluidsniveau door de overheid – bij de toetsing van vergunningen en bij het besluit al dan niet te handhaven – nog acceptabel wordt gevonden. Deze norm uit het Bouwbesluit is daarmee ook inzichtgevend voor het antwoord op de vraag welk geluidniveau buren in het algemeen nog van elkaar moeten accepteren. De zwembadeigenaar heeft in dat kader gesteld dat de warmtepomp voldoet aan de geldende geluidsnormen ten tijde van de aanschaf van de warmtepomp en dat de gemeente daarom niet handhaaft. Het overgangsrecht uit het Bouwbesluit verhindert inderdaad om met terugwerkende kracht op te treden tegen eerder geplaatste installaties. Het gerechtshof overweegt dat het desondanks bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van onrechtmatige hinder, relevant is dat de nieuwe normen een grens trekken bij 40 dB.

Volgens het Hof is voldoende aannemelijk dat de hinder onrechtmatig is. De geluidmetingen komen boven de 50 dB uit en variëren van 52 tot 70 dB met daarnaast nog laagfrequent geluid en trillingen. Geluidsopnames, video’s en prints van de decibellenmeter geven blijk van luid brommen en ratelen op allerlei momenten gedurende de dag en de nacht.

Dat de warmtepomp een van de stillere warmtepompen op de markt  zou zijn, is niet relevant. Het gaat erom hoeveel geluid er daadwerkelijk op de erfgrens wordt geproduceerd.

Wat de duur van de hinder betreft: de warmtepomp staat dag en nacht aan, ook als de zwembadeigenaar zelf wekenlang met vakantie is. Dat is door hem ook niet betwist. Het doel van zijn hoger beroep is bovendien juist dat hij de warmtepomp ’s nachts aan kan laten staan.

Ter onderbouwing van de schade hebben de buren hun gezondheidsproblemen aangekaart. Zij hebben verklaringen ingediend van de huisarts, cardioloog en bedrijfsmaatschappelijk werker. Daarmee hebben zij volgens de rechter voldoende aangetoond dat zij gezondheidsproblemen ondervinden en dat de verstoorde nachtrust daar de oorzaak van is.

Tot slot weegt het gerechtshof mee dat de zwembadeigenaar de mogelijkheid heeft om de hinder te voorkomen. Bij het ontwerpproces had rekening moeten worden gehouden met de belangen van de buren. In plaats daarvan is de warmtepomp vlakbij de erfgrens geplaatst, in een nis met reflecterende wanden. De afgesproken omkasting is niet geplaatst. Wel heeft de zwembadeigenaar onderzocht of een andere grotere omkasting kan worden geplaatst. Dat zou niet mogelijk zijn, omdat er dan geen fiets meer in de berging past.

De zwembadeigenaar meent dat de maatregelen tot onoverkomelijke kosten leidt. Het gerechtshof verwijt de zwembadeigenaar dat hij wel allerlei dure rapporten laat opstellen om te onderbouwen waarom hij niks hoeft te doen, terwijl dit geld ook aan een daadwerkelijke oplossing besteed had kunnen worden. Bovendien heeft hij eerst de dwangsommen laten oplopen tot € 20.000 voordat hij verdere actie ondernam. Deze houding wordt hem niet in dank afgenomen. Het draagt er juist aan bij dat het gerechtshof zijn handelen als onrechtmatig aanmerkt.

Het gerechtshof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter. Voorlopig moet de warmtepomp dus ’s nachts uit.

Dit is een arrest in kort geding. Kennelijk loopt er ook een bodemprocedure, waarin de kwestie verder zal worden uitgevochten.

Welke betekenis heeft dit arrest voor andere gevallen waar bewoners last hebben van de installaties van de buren? Interessant is dat het gerechtshof de limiet lijkt te leggen bij de geluidnorm van 40 dB uit het Bouwbesluit, ook voor installaties die al eerder zijn geplaatst. Daarentegen verwacht ik dat in deze casus van belang is dat de feitelijke geluidniveaus aanzienlijk hoger liggen, ook ver boven de 50 dB. Of een andere situatie met geluidniveaus tussen de 40 en 50 dB leidt tot onrechtmatige hinder, zal dan ook aan de hand van alle omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld. Daarbij is het mantra dat moet worden gekeken naar de aard, ernst en duur van de hinder, de schade die optreedt en de mogelijkheden om dit te voorkomen.

Met het toenemende aantal warmtepompen dat wordt geplaatst, vermoed ik dat dit arrest meer partijen kan uitlokken om jurisprudentie te maken.

Ruimtelijke plannen

Woningbouw “Badhoevedorp Schuilhoeve” nabij Schiphol: ABRvS 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3755

De 700 woningen die de gemeente Haarlemmermeer wil bouwen ten noorden van Schiphol komen er voorlopig niet. Het bestemmingsplan “Badhoevedorp Schuilhoeve” is vernietigd als gevolg van het beroep dat KLM daartegen heeft ingesteld. KLM vreesde voor belemmeringen in de bedrijfsvoering door de komst van de nieuwbouwwoningen.

De zaak is al twee keer eerder bij de Afdeling geweest. In een tussenuitspraak oordeelde Afdeling eerder dat er ten onrechte niet was gerekend met een hard bodemgebied. Ook was de Afdeling van oordeel dat het onderzoek naar grondgeluid niet zorgvuldig was, omdat er geen metingen waren gedaan in de winterperiode.

Inmiddels is er aanvullend onderzoek gedaan. Uit het onderzoek van NLR (Nederlands Lucht- en Ruimtevaartcentrum) blijkt dat er een toename is in het aantal ernstig hinderlijke starts in de winterperiode. Dat waren er 477 en nu gaat de NLR uit van 794 en mogelijk meer. De gemeente acht de toename in het aantal ernstig hinderlijke starts aanvaardbaar. Volgens de gemeente is van belang dat de nieuwe bewoners vanwege de winterse omstandigheden dan vooral binnen zullen verblijven. Binnen ondervinden zij minder hinder, omdat de woningen van extra isolatie moeten worden voorzien op grond van de planregels. KLM maakt zich echter nog steeds zorgen over haar bedrijfsvoering.

Er zijn twee thema’s die de rode draad vormen in de uitspraak:

  • Is in het onderzoek naar het geluid van proefdraaien uitgegaan van een representatief bronspectrum?
  • Is in het onderzoek naar het grondgeluid van startende vliegtuigen gemeten onder een hoek ten opzichte van de Aalsmeerbaan die representatief is voor het gehele plangebied

Deze discussies worden gevoerd aan de hand van geluidrapporten van Royal Haskoning namens de gemeente Haarlemmermeer en Peutz namens KLM. De Afdeling heeft de STAB ingeschakeld om haar van onafhankelijk advies te voorzien, waar uiteindelijk ook doorslaggevend gewicht aan wordt toegekend.

Bronspectrum proefdraaien

Deze discussie richt zich op het spectrum van het geluid dat direct bij het proefdraaien van vliegtuigen ontstaat. Volgens KLM bevat het bronspectrum van het proefdraaien meer laagfrequente geluidgolven dan waarvan Royal Haskoning is uitgegaan. Daardoor zal de afschermende werking van de eerstelijnsbebouwing in het plangebied minder zijn dan waarvan is uitgegaan. De geluidbelasting op de woningen achter de eerstelijnsbebouwing zal hoger zijn dan is berekend. Volgens KLM zal daarom bij meer woningen een dove gevel nodig zijn.

De hamvraag is welke uitgangspunten je hanteert voor deze berekening. Het uitgangspunt van alle partijen is dat het representatieve bronspectrum uit het zoneringsonderzoek volgt. Dat zoneringsonderzoek dateert uit de jaren ’80. In dat zoneringsonderzoek is geen bronspectrum opgenomen. Volgens de STAB is het echter wel mogelijk om een gemiddeld bronspectrum af te leiden uit de metingen die op een afstand van 40 meter van de proefdraailocaties zijn verricht. Die metingen zijn in het zoneringsonderzoek geëxtrapoleerd naar een afstand van 1500 m om deze metingen te kunnen vergelijken met metingen die in het zoneringsonderzoek op een afstand van 1500 m van de proefdraailocaties zijn verricht. De STAB heeft de geëxtrapoleerde meetresultaten teruggerekend naar de oorspronkelijke meetresultaten. De STAB heeft vervolgens op basis van de oorspronkelijke meetresultaten het bronspectrum berekend.

De benadering van Royal Haskoning is een andere. Royal Haskoning heeft een bronspectrum berekend op basis van metingen in het zoneringsonderzoek op een afstand van 1500 m van de proefdraailocaties. Anders dan de STAB heeft Royal Haskoning dus niet de meetresultaten op een afstand van 40 m gebruikt. De reden daarvoor is volgens Royal Haskoning dat de proefdraailocaties in de richting van het plangebied gedeeltelijk worden afgeschermd door geluidschermen. Dit effect blijft buiten beschouwing als je rekent met de meetresultaten op 40 m afstand. Royal Haskoning heeft daarom gebruik gemaakt van de meetresultaten van een meetpunt dat op een afstand van 1500 m in de richting van het plangebied lag. Van daaruit is Royal Haskoning verder gaan rekenen.

KLM vindt dit bezwaarlijk, omdat er richting het plangebied slechts sprake is van gedeeltelijke afscherming. Volgens KLM mag zij op basis van haar vergunning proefdraaien waarbij één motor niet wordt afgeschermd. Die situatie komt volgens haar regelmatig voor.

Uiteindelijk is het al of niet gedeeltelijk afgeschermd zijn niet bepalend voor de beoordeling van de conclusies van Royal Haskoning. De Afdeling valt uiteindelijk over het feit dat Royal Haskoning gebruik heeft gemaakt van de meetresultaten op 1500 m afstand. De STAB heeft in het deskundigenbericht namelijk vermeld juist uit te gaan van de meetresultaten op 40 m afstand, omdat de meetresultaten op korte afstand van de vliegtuigmotor een goed beeld geven van het bronspectrum. Bij metingen op grote afstand heeft de overdracht een steeds grotere invloed op het spectrum en moet daarvoor een correctie plaatsvinden. Dat maakt het vaststellen van het bronspectrum op basis van metingen op grote afstand volgens de STAB minder betrouwbaar. De gemeente heeft dat volgens de Afdeling niet betwist.

Deze ‘expert-battle’ wordt dus uiteindelijk beslist door de aanname dat de metingen op kortere afstand betrouwbaarder zijn. Het is niet gezegd dat de resultaten van Royal Haskoning daadwerkelijk onjuist zijn. De Afdeling durft daar echter niet op te vertrouwen omdat er voldoende twijfel is gezaaid over de betrouwbaarheid. Een lastige discussie, zeker nu alles gebaseerd wordt op zoneringsonderzoek uit de jaren ’80 waarin het representatieve bronspectrum niet is vermeld.

Wordt de benadering van de STAB gevolgd dan is er wellicht meer zekerheid over het bronspectrum, maar moet er nog steeds worden beoordeeld hoe dit uitpakt op de grotere afstand waar de woningen zijn geprojecteerd. Het gaat er immers om of de geluidwering van de woningen voldoende effect heeft tegen de laagfrequente geluidgolven. In zoverre is er ook wel wat te zeggen voor de benadering van Royal Haskoning, die immers gebaseerd is op metingen op 1500 m afstand in de richting van de woningen. De gedachte kan zijn dat er dan niet hoeft te worden gecorrigeerd voor de overdracht, omdat immers metingen zijn gedaan op een punt dichter bij de ontvanger (en dus de gevel die het geluid moet gaan weren).

Linksom of rechtsom zal er een nader onderzoek met gedegen onderbouwing moeten worden gegeven als de gemeente dit project opnieuw in procedure wil brengen. Ga er maar aan staan.

Meethoek grondgeluid startende vliegtuigen

In het onderzoek van NLR is aanvankelijk gemeten onder een hoek van 180 graden ten opzichte van de Aalsmeerbaan. Een deel van de woningen komt echter onder een kleinere hoek te liggen. Het verschil in geluidbelasting tussen een hoek van 180 graden en een hoek van 160 graden kan volgens de STAB ongeveer 2,5 dB bedragen.

Het nieuwe onderzoek van NLR heeft de twijfel over de representativiteit niet weggenomen. In het nieuwe onderzoek is het grondgeluid ook gemeten onder een hoek van 160 graden. Onder deze hoek wordt het plangebied afgeschermd door het hotel van Corendon. De woningen die onder een hoek van 180 tot 165 graden komen te liggen, worden echter niet door dit hotel afgeschermd. Ter zitting heeft de gemeente hierover opgemerkt dat deze woningen worden afgeschermd door het talud van de A9. De Afdeling neemt hier geen genoegen mee. Het talud van de A9 is met geluidscherm zo’n 12 meter hoog, terwijl het hotel van Corendon in het bestemmingsplan een maximale bouwhoogte heeft van 40 meter. Dat is een relevant verschil. Voor de woningen die net in deze hoek tussen 165 en 180 graden komen te liggen, is dus nog steeds onzeker of de uitkomsten van het geluidsonderzoek wel representatief zijn. Dit werkt ook door in de beoordeling van de te treffen geluidmaatregelen en hogere waarden.

Vanwege deze twee discussies die niet naar tevredenheid zijn opgelost, wordt het bestemmingsplan zonder verdere herstelmogelijkheid vernietigd. Alle andere discussies blijven onbesproken.

Het zal een hele puzzel zijn om dit project weer op te tuigen, als de gemeente tenminste nog steeds de plannen in enige vorm wil uitvoeren. We zullen zien hoe de gemeente dit gaat aanvliegen.

Vliegverkeer

Luchthavenregeling Middenmeer: ABRvS 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3756

Provinciale Staten hebben de Luchthavenregeling Middenmeer vastgesteld. Hierdoor kan de luchthaven voor twee nieuwe categorieën lichte vliegtuigen worden gebruikt. Voorheen mocht de luchthaven alleen worden gebruikt voor vluchten met Micro Light Aircrafts (MLA’s). Daar komen nu de Light Sport Aircrafts (LSA’s) en Very Light Aircrafts (VLA’s) bij.

Appellanten wonen op boerderijen in de buurt. Zij vrezen voor een toename van geluidsoverlast. Niet alleen voor henzelf, maar ook voor hun koeien die schrikken van het geluid van laag overvliegende vliegtuigen en op hol zouden kunnen slaan.

In de procedure blijkt dat in het besluit de termen ‘vliegtuigbewegingen’ en ‘vluchten’ door elkaar worden gebruikt. In het besluit wordt zowel gesproken over het toestaan van 14.750 vliegtuigbewegingen, wat gelijk  staat aan 7.375 vluchten, als het toestaan van 14.750 vluchten. Dat zou een verdubbeling zijn. Gelukkig voor appellanten blijkt dit een verschrijving die wordt hersteld.

De eigenlijke bedoeling van 14.750 vliegtuigbewegingen blijkt een vermindering in te houden ten opzichte van de 15.000 bewegingen die tot dan toe mogelijk waren. De provincie licht daarnaast toe dat LSA’s en VLA’s weliswaar zwaarder in gewicht zijn dan MLA’s, maar dat de omvang en het motorvermogen van deze vliegtuigen vergelijkbaar zijn. De conclusie uit het akoestisch onderzoek is dan ook dat de 56 dB(A) Lden geluidcontour bij deze aantallen binnen het luchthavengebied blijft. Binnen dat luchthavengebied ligt geen woonbebouwing. De geluidhinder is daarom volgens de provincie aanvaardbaar. Om die reden zijn er geen nadere regels opgesteld over de geluidbelasting als gevolg van de luchthaven.

De Afdeling kan deze redenering volgen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het aantal vliegtuigbewegingen is teruggebracht en dat het (doen) gebruiken van de luchthaven alleen is toegestaan binnen de zogeheten uniforme daglichtperiode. Kort gezegd is dat tussen 15 minuten voor zonsopgang en 15 minuten na zonsondergang.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de zorgen van appellanten veelal samenhangen met de mogelijkheid dat vliegtuigen laag over hun woningen vliegen. De luchthavenregeling is daarop echter niet van invloed, dat gaat alleen over het opstijgen, landen en daarmee verband houdende bewegingen op de grond. Hinder van vliegtuigbewegingen in het luchtruim is geen rechtstreeks gevolg van de luchthavenregeling. De Afdeling kan dat dus niet beoordelen.

Bijkomend voordeel van de ingezette procedure (b)lijkt wel te zijn dat er afspraken tot stand zijn gekomen tussen appellanten en de exploitant van het vliegveld, over aangepaste aan- en wegvliegroutes en minimale vlieghoogtes. Daardoor zou de geluidhinder alsnog kunnen worden beperkt.

Evenementen

Evenemententerrein Deventer: ABRvS 16 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3299

Het “Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel A, evenemententerrein” voorziet onder andere in een planregeling voor een evenemententerrein. De Afdeling oordeelde in een eerdere tussenuitspraak van 7 juli 2021 dat in het bestemmingsplan ten onrechte geen regels waren opgenomen over het maximum aantal bezoekers voor grote evenementen. Ook was er geen eindtijd opgenomen voor evenementen. Er was geen beperking in het aantal opbouw- en afbouwdagen. Een laatste punt waar de Afdeling over viel was dat onduidelijk was of een organisator van een evenement vooraf een geluidsonderzoek moet opstellen en indienen om aan te tonen dat aan de geluidnorm kan worden voldaan.

De gemeente heeft een herstelbesluit genomen. Daarin is bepaald dat bij grote evenementen maximaal 15.000 bezoekers worden toegelaten. De geluidnorm is op 65 dB(A) gesteld. Er mogen acht opbouw- en afbouwdagen zijn per evenement. De eindtijd is op vrijdag en zaterdag 24:00 uur en de andere dagen 23:00 uur.

Appellant voert aan dat er ten onrechte geen onderzoek is gedaan ter onderbouwing van de geluidnorm van 65 dB(A). De gemeente heeft waarschijnlijk gedacht dat dit niet nodig was, omdat de geluidnorm van 65 dB(A) ook geldt voor middelgrote evenementen. In het akoestisch onderzoek uit 2016 was onderzocht dat bij middelgrote evenementen aan deze geluidnorm kan worden voldaan. Het akoestisch rapport is op verzoek van de gemeente wel geactualiseerd, maar uit het geactualiseerde onderzoek blijkt dat er alleen tekstuele wijzigingen zijn aangebracht om het onderzoek te laten aansluiten op de nieuwe planregels.

Nu is een geluidnorm van 65 dB(A) wellicht prima, maar de Afdeling is het met appellant eens dat niet vaststaat dat grote evenementen aan deze geluidnorm kunnen voldoen. Er is immers geen onderzoek gedaan naar het muziekgeluid van een groot evenement in combinatie met het stemgeluid van 15.000 bezoekers. Dan kan de gemeente wel bepalen dat de geluidbelasting maximaal 65 dB(A) mag zijn, maar is onduidelijk of dit ook uitvoerbaar en dus handhaafbaar is.

De gemeente krijgt van de Afdeling opnieuw de opdracht om met een geluidsonderzoek te onderbouwen dat bij een groot evenement aan de geluidnorm kan worden voldaan, of om een ander bezoekersmaximum te stellen.

Procedureel

Zuidas Kop Zuidas 2018: ABRvS 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3614

In deze zaak komen twee procesrechtelijke thema’s aan de orde: relativiteit en het gebruik van oudere onderzoeken.

Waar gaat het over? De gemeente Amsterdam stelt een partiële herziening vast van het bestemmingsplan “Zuidas Kop Zuidas 2018”. Dit moederplan is vastgesteld in september 2018. De nu vastgestelde partiële herziening maakt ontwikkelingen mogelijk die deels afwijken van het moederplan.

Bewonersvereniging “De Miranda-Buurt” keert zich tegen de komst van een slanke toren van 60 meter hoogte op het oostelijk deel van Kavel K. Deze slanke toren komt in de plaats van een eveneens 60 meter hoge toren die in het moederplan over de gehele breedte van het bouwvlak was voorzien. De slanke toren heeft volgens de Bewonersvereniging minder geluidsafschermende werking.

Relativiteitsvereiste

De gemeente stelt dat het relativiteitsvereiste in de weg staat aan een beoordeling van deze beroepsgrond. Kavel K ligt namelijk aan de zuidwestzijde van het plangebied. De bewoners die tegen het plan opkomen wonen in het noorden van het plangebied.

De bewoners zijn echter zo slim geweest om zich door de Bewonersvereniging te laten vertegenwoordigen. De statutaire doelstelling daarvan is het behartigen van de belangen van de bewoners van de Mirandabuurt, teneinde het tuinstadkarakter van deze buurt te behouden.

De Afdeling overweegt dat appellanten tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan kunnen opkomen met het oog op hun belang om gevrijwaard te blijven van aantasting van hun woon- en leefomgeving. De met het plan mogelijk gemaakte bouw- en gebruiksmogelijkheden kunnen de woon- en leefomgeving van de bewoners van de Mirandabuurt aantasten, zoals beschreven in de statutaire doelstelling. De Afdeling behandelt hun beroepsgronden dus inhoudelijk.

Procedureel zijn ze daarmee binnen, inhoudelijk slaagt het betoog van de Bewonersvereniging niet. Volgens de gemeente is in het moederplan ook al de geluidbelasting onderzocht zonder realisatie van de toren. Die situatie voldoet ook aan een goede ruimtelijke ordening. Of er een brede of slanke toren wordt gebouwd, maakt dus geen verschil. De Bewonersvereniging heeft niet kunnen onderbouwen waarom dit standpunt niet zou kloppen.

Verouderde onderzoeken?

De Bewonersvereniging stelt dat de meetgegevens verouderd zijn. De geluidrapporten zijn inmiddels zo’n 5 jaar oud. De Afdeling overweegt dat artikel 3.1.1a van het Bro er niet aan in de weg staat dat onderzoeksgegevens ouder dan twee jaar worden gebruikt. De Bewonersvereniging heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat deze onderzoeken zodanig zijn verouderd of achterhaald, dat moet worden getwijfeld aan de representativiteit van deze onderzoeken. Ook is niet gebleken dat er zodanige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden na de totstandkoming van de onderzoeken, dat aan de representativiteit moet worden getwijfeld. De regel dat onderzoeken in beginsel niet ouder mogen zijn dan twee jaar, is niet zo hard als in de praktijk wel eens wordt verondersteld.

Huisvesting

Omzetting woonruimte Purmerend: ABRvS 14 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3762

Het college van Purmerend weigert een vergunning te verlenen voor het vormen van drie woonruimten in een jaren ’70 woning. Volgens het college zou de omzetting een negatieve invloed hebben op de leefbaarheid, vanwege te verwachten geluidsoverlast en parkeerdruk.

De omvorming is al gerealiseerd, omdat de initiatiefnemer de stellige indruk had dat de vergunning zou worden verleend. Die indruk blijkt onterecht en zijn beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.

De initiatiefnemer betoogt dat hij maatregelen heeft genomen om geluidsoverlast tegen te gaan. Hij heeft de trappen zwevend gemonteerd van de wanden en hij heeft isolatiewanden aangebracht. Dat blijkt onvoldoende. Door de bouwwijze van de woningen bestaat een verhoogde kans op geluidsoverlast door de bewoners. Dat is door partijen niet betwist. Het is volgens de Afdeling aannemelijk dat de omzetting een intensivering van contactgeluid meebrengt. Dat is onwenselijk voor de leefbaarheid van de naastgelegen woningen. Omdat het gaat om relatief grote appartementen, mocht het college bij deze afweging het uitgangspunt hanteren dat de appartementen door een (klein) gezin kunnen worden bewoond.

De buurvrouw zou door het verlenen van de vergunning aan beide zijden van haar woning worden geconfronteerd met omgezette wooneenheden. Dat tast haar woon- en leefklimaat in het bijzonder aan. Ter zitting heeft deze buurvrouw met een aantal voorbeelden laten zien dat zij aanmerkelijk meer geluidsoverlast ervaart sinds haar beide buurwoningen zijn omgezet.

Voeg daar aan toe dat er niet of nauwelijks parkeerruimte is om extra woningen toe te voegen, dan is volgens de Afdeling duidelijk dat de vergunning terecht is geweigerd. Dat is zuur voor de initiatiefnemer, die de aanpassingen al had doorgevoerd. Vooruitlopend op een vergunning is dat op eigen risico, dat kan dus ook slecht uitpakken.

Wateroverlast

Fontein Enkhuizen: ABRvS 7 december 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3608

In een rustige woonwijk in Enkhuizen zorgt een fontein voor zodanige geluidsoverlast dat de bewoners van een nabijgelegen woning een handhavingsverzoek indienen bij de gemeente. Dit lijkt enig effect te hebben, in die zin dat de fontein tijdens de bezwaarprocedure wordt vervangen. De nieuwe fontein geeft minder geluidsoverlast, maar appellanten ondervinden nog steeds geluidshinder. De fontein is overdag van 10:00 tot 17:00 uur in bedrijf, in de periode van 1 april tot met 31 oktober.

De vraag is nu welke juridische grondslag er is om de geluidbelasting van een fontein aan te toetsen. Op basis waarvan kan de gemeente handhavend optreden?

Appellanten voeren aan dat artikel 4:6 van de APV toegepast dient te worden. Op basis van dat artikel is het in werking hebben van toestellen die voor omwonenden geluidhinder veroorzaken verboden. Het vierde lid van dit artikel bepaalt echter dat dit verbod niet geldt voor openbare fonteinen. Er kan dus niet gehandhaafd worden op grond van de APV.

Volgens appellanten moet dan worden gekeken naar de zogeheten vangnetbepaling van artikel 7.22 van het Bouwbesluit. Dat artikel bevat wel een verbod op het veroorzaken van geluidsoverlast. Een kleine complicatie is dat dit artikel geen geluidnorm bevat. Het college heeft daarom aansluiting gezocht bij de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit. Uit metingen blijkt volgens het college dat wordt voldaan aan de geluidnorm van 50 dB(A). Het college ziet daarom af van handhavend optreden.

Appellanten stellen dat niet bij het Activiteitenbesluit mocht worden aangesloten. Het is immers een rustige woonwijk en er zijn helemaal geen bedrijven toegestaan. Zij vinden dat bij de geluidnorm van artikel 3.8 lid 1 van het Bouwbesluit aangesloten had moeten worden. Dit gaat om een maximaal toegestaan geluidsniveau van 30 dB binnenin de woning. Deze geluidsnorm heeft betrekking op de geluidsbelasting van specifieke installaties.

De Afdeling overweegt dat het college beoordelingsruimte heeft bij de invulling van artikel 7.22 van het Bouwbesluit. De bestuursrechter beoordeelt slechts of het college deze beoordelingsruimte redelijkerwijs op de gekozen manier heeft kunnen invullen. Juist omdat artikel 7.22 geen concrete geluidsnorm kent, is er beoordelingsruimte. Dat de fontein geen inrichting is, maakt niet dat het college niet mocht aansluiten bij de geluidnorm uit het Activiteitenbesluit. De keuze voor deze norm past binnen de beoordelingsruimte die het college heeft.

Appellanten voeren nog aan dat de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” niet correct is toegepast. Op basis van die Handleiding had moeten worden gemeten op de kortst nabijgelegen woning. Dat is een woning van derden. Op die woning zou de geluidsnorm van 50 dB(A) volgens appellanten wel worden overschreden. De Afdeling wil zo ver niet gaan. Het college was namelijk niet verplicht om de Handleiding toe te passen bij de toetsing aan artikel 7.22 van het Bouwbesluit, ook al heeft het college aansluiting gezocht bij de geluidsnorm uit het Activiteitenbesluit. In het kader van dit handhavingsverzoek mocht het college zich beperken tot de vraag of het geluidniveau van de fontein bij de woning van appellanten hoger was dan 50 dB(A).

Appellanten zullen met de fontein moeten leren leven, die inmiddels wat zachter klatert.

halsten divider copy 6