Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid – september / oktober 2022

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 7 september tot met 12 oktober 2022 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Onderwerpen die aan bod komen zijn de wandeloven van Tata Steel, het keerspoor in Hoorn, blaffende honden, hogere waarden en cumulatie en het rechtens verkregen niveau van het Utrechtse studentencorps. Tot slot de vaststelling dat een glascontainer op 2 meter van je huis toch echt teveel van het goede kan zijn.

Vergunningen

Omgevingsvergunning wandeloven Tata Steel: ABRvS 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2746

Er is veel onrust over de emissies van Tata Steel, zo blijkt uit de media. Daarom ligt Tata Steel bij de inwoners van de omliggende gemeente al jaren onder het vergrootglas. Dat vergrootglas is ook gelegd op de plannen van Tata Steel om een nieuwe zogenaamde ‘wandeloven’ in gebruik te nemen en om de capaciteit van de warmbandwalserij te verhogen. De ‘wandeloven’ zal een zogenaamde ‘doorschuifoven’ vervangen. Om te weten te komen wat een ‘wandeloven’ is (en een ‘doorschuifoven’), verwijs ik gemakshalve naar de uitspraak zelf, daar staat een hele mooie uitleg. De intentie van Tata Steel is om met deze nieuwe oven energie te besparen en de productiekwaliteit van warmgewalste rollen te waarborgen.

De onrust bij de inwoners van de omliggende gemeente, gaat niet enkel over deze wijzigingen van de inrichting, maar eigenlijk over alle activiteiten van Tata Steel. De inwoners kaarten die onrust via de Stichting Dorpsraad Wijk aan Zee aan bij de Afdeling door beroep in te stellen tegen het besluit van Gedeputeerde Staten om de omgevingsvergunning te verlenen voor deze nieuwe oven en de verhoging van de capaciteit. De Afdeling erkent het gevoel van onrust van de inwoners van Wijk aan Zee, maar laat wel verstaan dat zij enkel en alleen kan oordelen over de omgevingsvergunning die nu is verleend en niet over hetgeen eerder al is vergund of over de vraag of wel/niet adequaat handhavend wordt opgetreden.

De inwoners zijn bang dat de wijzigingen bij Tata Steel onder andere zorgen voor meer geluidsoverlast. In de revisievergunning van Tata Steel zijn geluidgrenswaarden opgenomen per controlepunt en per dagdeel.

Uit de geluidsonderzoeken blijkt dat de nieuwe wandeloven en de verhoging van de capaciteit van de warmbandwalserij weliswaar zorgen voor een toename van de geluidsbelasting, maar dat deze toename niet boven de geluidgrenswaarden uitkomt. De inwoners hebben dat ook niet kunnen bewijzen.

In de omgevingsvergunning is ook bepaald dat enkel de ‘wandeloven’ in gebruik mag zijn en dus niet dat ook nog de oude ‘doorschuifoven’ gebruikt mag worden, zoals de bewoners vrezen. Van een extra oven-capaciteit kan dus geen sprake zijn.

De vrees van de inwoners dat geen rekening is gehouden met de geluidsbelasting van een koeltoren die aan de inrichting van Tata Steel eerder is toegevoegd, kan ook niet baten. Uit de geluidsonderzoeken blijkt dat daar wel rekening mee is gehouden.

De inwoners proberen nog een geluidsdemper in de schoorsteen van de ‘wandeloven’ af te dwingen (geluidreducerende maatregel). Ook dat verzoek wordt afgewezen, omdat uit de geluidsonderzoeken nu eenmaal blijkt dat de geluidsbelasting met deze wijzigingen niet boven de geluidgrenswaarden uit zal komen. En volgens de Afdeling kan niet vooruitgelopen worden op eventuele overtredingen in de toekomst. Als dat toch gebeurt , dan kunnen de bewoners om handhaving vragen. GS hebben tijdens de zitting medegedeeld dat dan ook direct handhavend wordt ingegrepen.

De vrees van de inwoners dat niet effectief handhavend kan worden opgetreden omdat vanwege de bedrijfsvoering van Tata Steel nooit concreet zal zijn welk onderdeel van de installatie de te hoge geluidsbelasting zal veroorzaken, wordt door GS niet gedeeld. GS geven aan dat het niet relevant is om met zekerheid te weten welke bron van Tata Steel de te hoge geluidsbelasting geeft.

Dat is juridisch een terechte opmerking van GS – er gelden immers geluidgrenswaarden voor de gehele inrichting – maar of het in de praktijk zo makkelijk gaat is maar de vraag. Tata Steel zal in een handhavingssituatie zich waarschijnlijk verweren door te stellen dat eerst onderzocht moet worden welke bron de te hoge geluidsbelasting geeft. En GS zullen naar verwachting niet zomaar een deel van Tata Steel stilleggen, voordat inderdaad duidelijk is om welke bron het gaat. Of de belangen van de inwoners van de omliggende gemeente in die situatie groter worden geacht dan de belangen van Tata Steel, is te bezien.

Uit de uitspraak blijkt overigens wel dat Tata Steel de onrust van de inwoners ziet. Tata Steel belooft dat zij de geluidsdemper zal plaatsen. Zij gaat wel eerst onderzoek doen, naar de effecten van een geluidsdemper in de schoorsteen voor de emissies van deze schoorsteen. Ook zal zij een omgevingsvergunning moeten aanvragen voor een geluidsdemper.

Keerspoor Hoorn: ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2863

In Hoorn ligt een bijzonder stukje spoor, een zogenaamd “keer- en wachtspoor”. Op dit stukje spoorweg wachten sprinters tussen Leiden en Hoorn zodat de intercity vanuit Enkhuizen door kan rijden over het naastgelegen doorgaande spoor richting Amsterdam/Heerlen (en andersom). Tijdens het wachten op dit stukje spoor stapt de machinist van de wachtende trein uit om naar de andere kant van de trein te gaan en in de andere cabine te stappen, zodat de trein, na het wachten op de passerende intercity, de reis in de tegengestelde richting kan vervolgen. Telkens als de trein ‘omkeert’ wordt op dit spoor een noodzakelijke remproef gedaan (luchtdruk van de remmen valt weg tijdens het remmen van de trein). Zo leer je nog eens wat!

Omwonenden van dit keer- en wachtspoor ervaren geluidhinder van de wachtende treinen en de remproeven. De omwonenden hebben zich op het standpunt gesteld dat voor het gebruik van dit bijzonder stukje spoor een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu nodig is. Die omgevingsvergunning is er nu niet. Daarom hebben zij gevraagd om handhaving.

Enerzijds stellen de omwonenden zich op het standpunt dat de activiteiten die op het keer- en wachtspoor worden verricht, met name de remproef, moeten worden gekwalificeerd als ‘proefdraaien’. Proefdraaien is vergunningplichtig. Anderzijds zijn de omwonenden van mening dat het keer- en wachtspoor moet worden gekwalificeerd als een ‘spooremplacement’. Er worden op dit spoordeel af en toe ook reparaties uitgevoerd aldus de omwonenden. En uit de jaarlijkse geluidproductie die in het kader van de geluidproductieplafonds wordt onderzocht, kan worden afgeleid dat dit spoordeel niet valt onder een hoofdspoorweg. Dit spoordeel wordt niet meegenomen in het geluidproductieonderzoek. Tenslotte geldt dat dit spoordeel een eindstation is voor sommige sprintertreinen. Voor een spooremplacement geldt eveneens een vergunningsplicht.

Zowel de Rechtbank als de Afdeling stellen echter vast dat er geen reden is om handhavend op te treden, vanwege het gebrek aan een omgevingsvergunning. Deze omgevingsvergunning is naar hun mening namelijk niet nodig.

De activiteiten op het keer- en wachtspoor, met name de remproeven, zijn dusdanig kortstondig, dat van proefdraaien geen sprake is. Daarvan is sprake als het gaat om, gedurende een langere tijd, een controle van zekere omvang en diepgang van het functioneren van een of meer treinsystemen. Dat is hier niet het geval.

Van een spooremplacement is ook geen sprake, omdat dit enkele spoor niet voldoet aan de definitie van een spooremplacement, zoals geformuleerd in de toelichting van het voormalige Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Ivb) dat voorafgaand aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) geldig was. In het Bor zelf staat geen definitie van een spooremplacement. In het Ivb staat dat een spooremplacement onder meer moet bestaan “uit een verzameling van in elkaars onmiddellijke nabijheid gelegen sporen die niet bestemd zijn voor doorgaand treinverkeer.” In deze definitie staat ook “doorgaande spoorwegen vormen geen onderdeel van deze inrichtingen. De zogenaamde wachtsporen die deel uitmaken van de doorgaande spoorweg, vallen – op grond van de gegeven omschrijving – als zodanig niet onder het begrip emplacement (…).”

Het keer- en wachtspoor is onderdeel van het doorgaande spoor, aldus Prorail en de NS en ook de Rechtbank.

De omwonenden proberen dit laatste oordeel te tackelen door te stellen dat van een ‘normaal’ doorgaand spoor geen sprake kan zijn, omdat er een specifieke aard van de geluidsproductie is van dit specifieke spoordeel en dus dat dit spoordeel moet worden geschaard onder een ‘spooremplacement’.

De Afdeling gaat niet mee in de redenering van de omwonenden. De eindconclusie is dat dit keer- en wachtspoor geen inrichting is in de zin van het Besluit omgevingsrecht zoals de omwonenden hebben gemeend, en dus is er geen plicht voor een omgevingsvergunning en is er geen overtreding waartegen handhavend kan worden opgetreden.

De omwonenden voeren tijdens de zitting bij de Afdeling nog aan dat in de treinen die gebruik maken van het spoordeel tijdens de rembeproeving, elektromotoren aanwezig zijn, zodat het spoordeel om die reden een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu nodig heeft. Of dat verweer hen helpt, moet nog blijken. De Afdeling is van mening dat dit argument te laat is aangevoerd en dit punt wordt daarom niet meegenomen in de beoordeling. Dit argument hadden omwonenden eerder in de procedure moeten aanvoeren.

Als de omwonenden het er niet bij laten zitten, dan zullen ze een nieuw handhavingsverzoek indienen waarin dit laatste argument alsnog wordt gebruikt. Dit zou wel betekenen dat alle procedurestappen opnieuw moeten worden doorlopen. Dat is niet alleen heel kostbaar, maar kost ook heel veel tijd en dus geduld. Belangrijke les is dat je altijd voor alle ankers moet gaan liggen in een procedure (voor zover relevant en mogelijk natuurlijk). Het is afwachten of deze ‘trein’ nog eens passeert bij de Afdeling.

Ruimtelijke plannen

Hondenkennel Stichtse Vecht: ABRvS 7 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2607

In Loenen aan de Vecht wil een veehouder een hondenkennel aan zijn bedrijf toevoegen. Een naastgelegen agrarisch bedrijf is bang van het geblaf van de honden zijn vee laat schrikken en komt op tegen de omgevingsvergunning die is verleend om af te wijken van het bestemmingsplan.

Heel spannend is deze uitspraak niet, omdat de hondenkennel zo wordt gepositioneerd dat het vee van de naburige agrariër eigenlijk niet rechtstreeks in contact komt met de honden in de hondenkennel en deze in de richting van de naastgelegen weilanden wordt afgeschermd met een geluidsscherm.

Vermeldenswaardig is wel dat de Afdeling opnieuw het uitgangspunt hanteert dat voor de geluidsbelasting van een hondenkennel rekening wordt gehouden met een gemiddelde blaftijd van 5%. Onder geluidsdeskundigen wordt regelmatig ter discussie gesteld of deze fictie wel terecht is. Vooralsnog ziet de Afdeling echter geen aanleiding hiervan af te wijken.

De naastgelegen agrariër is van mening dat dit gemiddelde in deze casus geen uitgangspunt mag zijn, omdat de honden meer prikkels zullen krijgen vanwege de specifieke omgeving en dus vaker zullen blaffen (blaftriggers genoemd). De agrariër kon dat echter niet concreet aantonen en de Afdeling ziet ook geen reden waarom de honden inderdaad vaker zullen gaan blaffen, juist vanwege de positionering van de kennel.

De restauranthouder van een in de buurt gelegen restaurant is ook tegen de hondenkennel en stelt dat de gemeente onvoldoende heeft stilgestaan bij wat de overlast van de hondenkennel betekent voor zijn restaurant. De Afdeling maakt met dat argument snel korte metten. Enerzijds omdat het restaurant geen geluidgevoelig object is en anderzijds omdat de gemeente wel uitvoerig heeft stilgestaan bij het aspect geluid en de consequenties daarvan, alsmede met het feit dat maatregelen worden getroffen om de geluidsbelasting te verminderen door een geluidsscherm op te richten. Dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal is, is volgens de Afdeling voldoende gemotiveerd.

Verkeer

Reconstructie N211 Den Hoorn: ABRvS 21 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2754

Om de doorstroming van het verkeer te verbeteren, wordt de N211 (Wippolderlaan) gereconstrueerd tussen de aansluiting A4 / Knooppunt Harnaschpolder en de N222. Hiervoor is een hogere waarden besluit als bedoeld in art. 110a Wet geluidhinder (Wgh) genomen voor 29 woningen waar de voorkeursgrenswaarde niet gehaald kan worden. Enkele eigenaren van deze woningen zijn het niet eens met het besluit en hebben hiertegen beroep ingesteld bij de Afdeling.

Uit deze zaak blijkt dat de regels van het spel voor het vaststellen van een hogere waarde strak gevolgd moeten worden. Een hogere waarde kan immers enkel worden vastgesteld (zie art. 110 a lid 1 en lid 5 Wgh) als het treffen van bron- en overdrachtsmaatregelen niet doeltreffend is of het treffen van bronmaatregelen bezwaarlijk is vanwege stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. In deze zaak worden bepaalde bron- en overdrachtsmaatregelen (zoals stil asfalt, hogere geluidsschermen en hogere grondwallen) niet getroffen, omdat deze enerzijds te weinig geluidsreductie zouden opleveren of te veel zouden kosten ten opzichte van het beperkte resultaat wat ermee bereikt zou worden. Het aanbrengen van stil wegdek stuit bovendien op technische beperkingen (te snelle slijtage), waardoor deze bronmaatregel niet noodzakelijk getroffen moet worden en volstaan kan worden met een hogere waarden besluit.

Relevant is dat bij deze afweging niet nagedacht hoeft te worden over een alternatieve wijze van aanleg van de weg (bijv. verdiept i.p.v. bovengronds). Dat is geen bronmaatregel.

De woningeigenaren wijzen er nog op dat onvoldoende rekening is gehouden met de gecumuleerde geluidsbelasting van de reconstructie van de A4. Op grond van art. 110f Wgh moet immers ook onderzoek worden gedaan naar en rekening worden gehouden met de effecten van de samenloop van verschillende geluidbronnen.

Zij stellen ook dat niet enkel de maatgevende gevel een cumulatie van geluidsbelasting ondervindt, maar ook andere gevels van hun woningen. Daarnaast hebben ook woningen waarvoor geen hogere waarde besluit is genomen last van het gecumuleerde geluid.

De Afdeling volgt voor de beoordeling van de gecumuleerde geluidsbelasting strak de regels van de Wgh. Dat levert een beperkt toetsingskader op. De gecumuleerde geluidbelasting hoeft alleen te worden beoordeeld voor de woningen waarvoor het hogere waarde besluit wordt genomen. De andere woningen hoeven in dit onderzoek niet te worden betrokken.

Ook hoeft enkel te worden gekeken naar de gecumuleerde geluidbelasting op de gevel waarvoor een hogere waarde wordt bepaald. Het gaat enkel om de gevel waarop het waarneempunt is gelegen voor het berekenen van de hogere waarde en waarop het hogere waarde besluit dus van toepassing is. Andere gevels, die wellicht ook een hogere cumulatieve geluidbelasting ondervinden, maar waarvoor geen hogere waarde besluit geldt, zijn dus niet relevant voor het onderzoek.

De ABRvS is dus strikt in de toepassing van art. 110a en art. 110f Wgh als het gaat over de rechtmatigheid van een hogere waarde besluit en gecumuleerde geluidsbelasting.

Dat wil overigens niet zeggen dat het irrelevant is of er een hoge cumulatieve geluidsbelasting optreedt op andere gevels of woningen. Dat is echter een vraagstuk van de goede ruimtelijke ordening en dat speelt zich af buiten het wettelijke toetsingskader van de Wgh.

De eigenaren doen nog een vergeefs beroep op de rapporten van de GGD en de Wereldgezondheidsorganisatie waaruit aanbevolen maximale geluidsnormen blijken. Zoals uit de jurisprudentie telkens weer blijkt, worden deze rapporten juridisch niet relevant geacht, omdat dit slechts aanbevelingen zijn en geen wettelijke normen.

Ook een beroep op artikel 8 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens baat niet. Artikel 8 EVRM biedt immers geen uitdrukkelijk recht op een schone en stille omgeving. Dat is enkel anders als vaststaat dat de overlast zo is dat die de betrokkene in ernstige mate in zijn gezondheid treft of hem belet in zijn woongenot en zijn privé- of gezinsleven. De eigenaren hebben onvoldoende argumenten aangevoerd, waaruit een dergelijke ernstige inbreuk zou blijken.

Bouwbesluit

Verbouwing kantoorpand Utrecht tot studentenhuisvesting: ABRvS 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2815

Degenen die in Utrecht hebben gestudeerd en lid zijn geweest van het Utrechtsch Studenten Corps (USC) kunnen zich wellicht een levendig beeld voorstellen bij onderhavige kwestie die inmiddels al ruim 7 jaar duurt.

USC wenst een leeg kantoorpand naast haar huidige sociëteit aan het Janskerkhof / Boothstraat in Utrecht te verbouwen tot een studentenhuis met 25 onzelfstandige kamers. Onder andere moet hiervoor de gevel van het pand worden gewijzigd. Daarvoor heeft USC in februari 2015 een omgevingsvergunning gekregen. De eigenaar van het buurpand is – kennelijk – niet gerust op de geluidsoverlast van die functie en procedeert al jaren tegen de omgevingsvergunning die deze verbouwing mogelijk maakt.

De discussie in deze zaak gaat om de vraag aan welke technische eisen – waaronder ook geluidseisen – een bestaand gebouw dat getransformeerd wordt naar een nieuwe functie moet voldoen en of een geluidsrapport had moeten worden gemaakt om de impact van de sloop en de verbouwingen te bepalen.

In het Bouwbesluit staan de technische eisen waaraan een gebouw moet voldoen. Deze eisen worden opgedeeld in eisen voor ‘bestaande bouw’ en eisen voor ‘nieuwbouw’. Voor bestaande bouw zijn de technische eisen van ‘het rechtens verkregen niveau’ van het pand bepalend. Bedoeld worden de technische voorschriften en de vergunning die op de oorspronkelijke oprichting van het bouwwerk en op eventuele latere verbouwing(en) daarvan van toepassing waren. Dat heeft de Afdeling in onder andere een uitspraak van 2017 al bepaald. In de Nota van toelichting bij het Bouwbesluit staat dat in de meeste gevallen het rechtens verkregen niveau zal overeenkomen met het feitelijke kwaliteitsniveau van het bouwwerk.

Het gaat hier specifiek om het rechtens verkregen niveau van de scheidingsmuur tussen Boothstraat 1 en Boothstraat 3. In 1960/1961 is het te transformeren gebouw ook al eens verbouwd. Toen is deze scheidingsmuur met toevoeging van metselwerk gewijzigd. Andere wijzigingen zijn toen niet aangebracht en ook later is deze scheidingsmuur niet gewijzigd. Het feit dat het gebouw intern na 1961 nog eens is verbouwd (zonder verbouwing van de betreffende scheidingsmuur), maakt niet dat de scheidingsmuur nu aan andere, strengere, eisen moet voldoen. De Afdeling oordeelt daarom dat de scheidingsmuur in de huidige staat voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit voor bestaande bouw.

Deze zaak heeft zolang geduurd omdat de gemeente telkens niet voldeed aan haar plicht om te bewijzen dat deze scheidingsmuur na 1960/1961 nooit meer is gewijzigd. Pas nadat verschillende procedures zijn gevoerd, legt de gemeente de bouwtekeningen etc. over waaruit de status van de scheidingsmuur blijkt.

Uit de uitspraak blijkt dat USC op enig moment toch alvast gestart is met de verbouwingen. De vraag of er nog een geluidsonderzoek nodig was om te bepalen wat de impact is van de sloop- en de verbouwingswerkzaamheden, is daarmee achterhaald, aldus de Afdeling. Dat onderzoek kan immers niet meer uitgevoerd worden. Als de buurman een probleem had gehad met deze overlast destijds, had de buurman toen een handhavingsprocedure moeten starten. Tja …..

Varia

Ondergrondse afvalcontainers Den Haag: ABRvS 5 oktober 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2864

Vrijwel wekelijks verklaart de Afdeling meerdere beroepsprocedures ongegrond over de plaatsing van ORAC’s (ondergrondse restafvalcontainers). Meestal vallen wij u hier niet mee lastig, maar zo nu en dan…

In deze zaak gaat het om de geluidsoverlast van afvalcontainers, waaronder een glascontainer, die worden geplaatst op 2 meter afstand van een woonhuis.

De gemeente Den Haag heeft haar zaakjes in deze kwestie niet goed op orde. De omwonenden van deze ondergrondse afvalcontainers duidelijk wel. Deze omwonenden gaan voor ieder denkbaar anker liggen en krijgen gelijk van de Afdeling.

De afvalcontainers worden geplaatst op diverse locaties in Den Haag op basis van het door de gemeenteraad vastgestelde Huishoudelijk Afvalplan Den Haag 2016-2020. Voor het bepalen van deze locaties is de “Beleidsregel plaatsing ondergrondse afvalsorteerstraatjes Den Haag 2018” vastgesteld. In deze beleidsregels staat dat bij de keuze van de locatie voor een ondergrondse afvalsorteerstraat het college alle betrokken belangen moet afwegen. Bij deze afweging heeft het college beleidsruimte.

Uit het oordeel van de Afdeling blijkt dat het college niet alle belangen met betrekking tot geluidsoverlast voldoende heeft afgewogen en haar keuze onvoldoende heeft gemotiveerd. De Afdeling oordeelt als volgt:

“De Afdeling beoordeelt in een procedure als deze of het betrokken bestuursorgaan de gevolgen van de aanwijzing voor omgeving aanvaardbaar heeft kunnen achten. Die beoordeling kan ook gaan over nadelen die inherent zijn aan het gekozen inzamelsysteem, zoals geluid- en geuremissie van het gebruik van ondergrondse containers in een afvalsorteerstraatje. Uit de rechtspraak van de Afdeling volgt echter dat die gevolgen onder normale omstandigheden niet aan een aanwijzing van een locatie in de weg hoeven staan. Daarbij is van belang dat geluid- en geurhinder door de constructie van ondergrondse containers en door het regelmatig legen en schoonmaken zoveel mogelijk wordt voorkomen dat het legen van ondergrondse containers maar van korte duur is. (…). Alleen locatie specifieke of andere bijzondere omstandigheden maken daarom dat het college in die gevolgen reden had moeten zien om die locatie niet aan te wijzen.”

Zoals gezegd hebben de omwonenden alles uit de kast getrokken om hun argumenten te onderbouwen. Zij hebben ook geluidmetingen laten doen. Uit die geluidmetingen komt dat bij gebruik van de glasbak een piekbelasting van 60 tot 65 dB(A) is gemeten op ruim 1 meter van de glasbak en dat het gelet daarop aannemelijk is dat bij het leegstorten van de glasbak in een leegauto een piekniveau van 70 dB(A) op de gevels van de naburige woningen ruim zal worden overschreden. De omwonenden stellen dat dat de reden voor het college had moeten zijn om af te zien van deze locatie zo dicht bij woningen.

Het college verweert zich door te stellen dat de ondergrondse containers aan alle eisen voldoen en zijn voorzien van extra isolatie. Daarnaast stelt zij dat de leging van de containers slechts 5 tot 10 minuten duurt en gebeurt op werkdagen tussen 7 uur en 22 uur. De glascontainer wordt enkel geleegd op werkdagen tussen 7 uur en 16 uur. Het is niet wenselijk om de glascontainer uit het straatje te halen aldus het college. Het college wijst ook op de eerdere uitspraken van de Afdeling waarin zij heeft geoordeeld dat de nadelen van een ondergronds afvalsorteerstraatje opwegen tegen de voordelen ervan in normale omstandigheden.

Ondanks dit verweer, moet de gemeente toch haar huiswerk opnieuw doen, aldus de Afdeling. De Afdeling oordeelt dat de gemeente op zich gelijk heeft dat onder normale omstandigheden de nadelen van een ondergronds afvalsorteerstraatje niet opwegen tegen de voordelen ervan, maar dat het college in dit geval niet heeft gemotiveerd waarom de locatie specifieke redenen die de omwonenden hebben aangevoerd, geen reden waren voor het college om af te zien van haar besluit. De Afdeling vernietigt het besluit van het college onder meer om deze fout. Het college moet dus opnieuw een besluit nemen.

halsten divider copy 6