Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid – oktober 2023

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 27 september tot met 18 oktober 2023 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over maatwerkvoorschriften voor een aardappelgroothandel en de vrees voor de aanleg van een padelbaan bij een tennispark. Maar eerst heeft u nog een toelichting tegoed over het tracébesluit PHS Nijmegen.

Spoorlawaai

Tracébesluit PHS Nijmegen en westentree: ABRvS 6 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3406

In de nieuwsbrief van geluidnieuws.nl stond vorige maand het artikel met de kop “Nachtelijke hinder Nijmeegs emplacement binnen norm”. Als factcheckers (een kerntaak van het werk als advocaat) hebben wij dit bericht uiteraard naast de uitspraak van de Afdeling gelegd. Daarbij constateren wij dat een nuancering op zijn plaats is. Omroep Gelderland beschrijft dit met zoveel woorden, namelijk dat “de bestuursrechter de plannen van de staatssecretaris van Infrastructuur alleen zou kunnen tegenhouden als op voorhand al blijkt dat de gemeente Nijmegen geen milieuvergunning zou verlenen”. Dat klopt. Daarna volgt de tekst: “als aan alle wettelijke normen wordt voldaan is dat niet te verwachten, dus de bestuursrechter kan niets doen voor de bewoners”. Dat dit een voorbarige conclusie is, blijkt bij lezing van de daadwerkelijke uitspraak.

Wat is er aan de hand? Nijmegen is onderdeel van het traject Schiphol-Utrecht-Arnhem-Nijmegen. Het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer beoogt het mogelijk te maken dat in de toekomst iedere tien minuten een trein kan vertrekken. Het voormalig goederenemplacement (het GE-terrein) wordt aangepast zodat daar reizigerstreinen kunnen worden opgesteld. Dat betekent ook dat deze treinen daar ’s nachts zullen worden geparkeerd, gecontroleerd en schoongemaakt.

Het gevolg hiervan is dat de geluidbelasting in de nacht toeneemt op woningen achter het GE-terrein. Zij komen daarom op tegen het tracébesluit.

Gebruik GE-terrein

De Afdeling moet de bezwaren van de omwonenden in het juiste juridisch kader plaatsen. De Afdeling constateert dat de besluitvorming in feite over twee schijven loopt. De eerste stap betreft de fysieke en infrastructurele aanpassingen aan het GE-terrein in de vorm van nieuwe sporen met wissels en de mogelijkheid voor de bouw van een nieuw dienstgebouw. Daar is het tracébesluit voor nodig. De tweede stap is het daadwerkelijk benutten van dat aangepaste terrein voor het opstellen van reizigerstreinen. Daarvoor is een nieuwe omgevingsvergunning milieu vereist. Die omgevingsvergunning milieu staat hier niet ter discussie. De aanvraag is inmiddels wel ingediend en ligt ter beoordeling voor bij het bevoegd gezag: het college van B en W van Nijmegen. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu gaat daar niet over, die gaat alleen over het tracébesluit.

Hoewel dit gescheiden trajecten zijn, moet de staatssecretaris wel op hoofdlijnen beoordelen of het mogelijk is om een omgevingsvergunning milieu te verlenen voor het beoogde doel om reizigerstreinen op te stellen. Is dat op voorhand uitgesloten, dan heeft het immers weinig nut om een tracébesluit vast te stellen. Om deze uitvoerbaarheidstoets te controleren, gaat de Afdeling in op de gevreesde geluidhinder.

De geluidbelasting in de nacht neemt fors toe naar 41 dB(A) tot 45 dB(A). Onder verwijzing naar de richtwaarde van 40 dB(A) en de grenswaarde van 45 dB(A) uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening, vindt de staatssecretaris dit geen reden om van de plannen af te zien. Aan de grenswaarde voor de nacht kan worden voldaan. Overdag en ’s avonds blijven de geluidwaarden onder de toepasselijke richtwaarden. De Staatssecretaris vindt daarom dat “op voorhand redelijkerwijs niet te verwachten is dat de omgevingsvergunning voor het gewijzigde emplacement vanwege de geluidbelasting niet zal worden verleend”.

De Afdeling volgt deze inschatting. Van belang is dat dit een uitvoerbaarheidstoets is. De geluidwaarden zijn in de nacht hoog, maar niet zo hoog dat het op voorhand onvergunbaar is. De Afdeling wijst erop dat het aan het college van B en W is om de procedure over de omgevingsvergunning milieu een afweging te maken en zonodig bijvoorbeeld beperkingen te stellen aan de omvang van de activiteiten in de nacht of bijvoorbeeld aan het maximale geluidniveau dat op de gevels van de woningen in de nacht is toegestaan. Ter zitting heeft ProRail gezegd dat de mogelijkheden worden verkend om de grondwal op te hogen en/of te voorzien van een afscherming. Het college zal dit moeten meenemen in de beoordeling of er mogelijkheden zijn om de gevolgen van het emplacement voor het milieu te voorkomen of te beperken.

De Afdeling zegt dus niet dat het gebruik van het spoorwegemplacement voor het stallen van passagierstreinen aan de normen voldoet. Dat moet nog worden getoetst. Het enige dat de Afdeling zegt is dat de vergunbaarheid niet op voorhand is uitgesloten. Of de vergunning wordt verleend – en onder welke beperkende voorwaarden – moet nog blijken. De Afdeling geeft al een paar aanknopingspunten om de geluidhinder in te dammen.

Tegen die omgevingsvergunning staat te zijner tijd ook beroep open, dus mogelijk zien we de zaak nog terug.

Geluidhinder doorgaand treinverkeer

De Afdeling besteedt in deze uitspraak veel aandacht aan de systematiek geluidproductieplafonds (GPP’s). Het GPP is de (maximaal) toegestane geluidproductie op een referentiepunt. Referentiepunten zijn denkbeeldige punten die zich bevinden aan weerszijden van de spoorweg. De positie van referentiepunten en de waarde van het GPP ter plaatse van een referentiepunt, liggen vast in het geluidregister.

De GPP’s maken het mogelijk dat de feitelijke geluidbelasting van het spoorverkeer toeneemt. De spoorbeheerder heeft die ruimte, zolang het GPP niet wordt overschreden. Bij een wijziging van een spoorweg moet daarom worden beoordeeld of de geluidbelasting niet hoger is of wordt dan de geluidbelasting die kan optreden bij volledige benutting van de geldende GPP’s. Onbenutte geluidruimte kan dus zonder problemen worden gebruikt. Er is dan geen onderzoek nodig naar geluidbeperkende maatregelen.

Voor de omwonenden achter het GE-terrein heeft dit tot gevolg dat er geen aanvullende maatregelen hoeven te worden genomen voor het geluid van het doorgaand treinverkeer. De geluidbelasting blijft namelijk onder de GPP’s.

Anders is dat voor bewoners van een appartementencomplex ten noorden van het station Nijmegen. Hun appartementen bevinden zich nabij een stalen brug over de Waal waarover het treinverkeer rijdt. De GPP’s op de referentiepunten ter hoogte van de appartementen worden in de projectsituatie overschreden. Deze overschrijding kan worden weggenomen met raildempers in combinatie met het toepassen van een zachte onderlegplaat.

De bewoners van het appartementencomplex vinden dit onvoldoende. Zij willen dat de stalen brug wordt vervangen door een betonnen brug. De Afdeling kan de staatssecretaris echter niet dwingen om meer maatregelen te nemen, aangezien de GPP’s leidend zijn.

De omwonenden voeren nog aan dat de GPP’s niet actueel zijn, omdat hun appartementen pas zijn gebouwd nadat de GPP’s in 2012 zijn vastgesteld. Destijds bevond zich ter plaatse van het appartementencomplex nog een industrieterrein. De Afdeling grijpt deze beroepsgrond aan voor een uitgebreide uitleg over de systematiek van de wet. Bij de bouw van de appartementen had moeten worden getoetst of er sprake zou zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij volledige benutting van de GPP’s. Dat is ook gebeurd. Als gevolg daarvan zijn er dove gevels toegepast en hogere waarden vastgesteld. De bewoners van de appartementen hebben zich daar weliswaar niet tegen kunnen verzetten, maar zij hadden daar rekening mee kunnen en moeten houden bij de beslissing om in het appartementencomplex te gaan wonen. De staatssecretaris kan achteraf niet verantwoordelijk worden gemaakt voor het treffen van geluidmaatregelen bij woningen die pas na de vaststelling van de GPP’s mogelijk zijn gemaakt.

Voor degenen voor wie de systematiek van GPP’s geen gesneden koek is, is deze uitspraak van de Afdeling lezenswaardig. De Afdeling legt in begrijpelijke taal uit hoe het werkt.

Maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit

Aardappelgroothandel Dinteloord: ABRvS 4 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3704

Dit is een interessante uitspraak over de wijze waarop de Afdeling omgaat met de belangenafweging bij het wel/niet verruimen van de geluidnormen via een maatwerkvoorschrift (zie ook dit bericht op Geluidnieuws).

Een aardappelgroothandel heeft aan de gemeente Steenbergen gevraagd om een maatwerkvoorschrift op te leggen, zodat zij tijdens het oogstseizoen 12 dagen in de avondperiode 10 vrachtwagenbewegingen kan laten plaatsvinden. Daarmee wordt de maximale geluidgrenswaarde van het Activiteitenbesluit overschreden.

De gemeente Steenbergen wil niet meewerken, omdat zij van mening is dat:

  1. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau in de representatieve bedrijfssituatie het hele jaar door al erg hoog is, met name door vervoersbewegingen. De omwonenden ondervinden daar al geruime tijd geluidsoverlast van. Daarom wil het college nu geen extra geluidsbelasting toestaan voor 12 avonden per jaar.
  2. Het college wijst erop dat uit het ingediende akoestisch rapport niet blijkt dat in de woningen een acceptabel geluidsniveau kan worden gewaarborgd (de binnenwaarde is niet gewaarborgd).
  3. Het college stelt dat deze activiteiten niet eerder vergund zijn.

De aardappelgroothandel is het niet eens met dit besluit en legt het besluit uiteindelijk voor aan de Afdeling. De Afdeling oordeelt dat de gemeente haar huiswerk niet goed heeft gedaan.

Het gaat de Afdeling voornamelijk om het feit dat de gemeente niet goed is ingegaan op het incidentele karakter van de gevraagde overschrijding (12 dagen per jaar in het oogstseizoen) en het belang van de aardappelgroothandel bij deze activiteit. Voor de aardappelgroothandel is het van levensbelang voor de voortzetting van het bedrijf.

Ad 3 en 1.       De aardappelboer (althans zijn voorganger) heeft in 1999 een Wm-vergunning ontvangen van de gemeente waarin deze elke avondperiode 24 en elke nachtperiode 14 vrachtwagenbewegingen mocht maken en in het oogstseizoen zelfs een ongelimiteerd aantal. In het akoestisch rapport bij deze Wm-vergunning uit 1999 staat dat het bedrijf te maken heeft met seizoensinvloeden waarbij er tijdelijk meer transportbewegingen zijn, maar dat deze bijzondere bedrijfssituatie in het akoestisch onderzoek achterwege is gelaten vanwege het incidentele karakter daarvan. In de Wm-vergunning is uitdrukkelijk overwogen dat het reguliere aantal verkeersbewegingen in de avond- en nachtperiode beperkt of verboden zou moeten worden om te kunnen voldoen aan de grenswaarden uit de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en dat door zo’n beperking of verbod een adequate bedrijfsvoering niet meer mogelijk is.

De Afdeling is van mening dat de gevraagde activiteiten in het verleden dus wel vergund zijn, en dat de gemeente destijds de noodzaak van de avondtransporten in het oogstseizoen heeft ingezien en daarom in de vergunning aan die specifieke avondtransporten geen beperkingen heeft gesteld.

Hoewel de gemeente nu duidelijk uiteen heeft gezet dat de geluidsbelasting op de omliggende woningen op grond van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau al heel hoog is, is de Afdeling van oordeel dat de gemeente niet goed duidelijk heeft gemaakt waarom het belang van de omwonenden om op specifiek die 12 dagen in het oogstseizoen geen hogere geluidsbelasting te ervaren, zwaarder weegt dan het belang van de aardappelgroothandel om haar bedrijf op die plek voort te kunnen zetten.

Ad 2. Bij deze belangenafweging mag de gemeente volgens de Afdeling wel betrekken wat de door de gemeente wenselijk geachte binnenwaarde van de woningen mag zijn. De gemeente heeft nu echter niet duidelijk gemaakt waarom het zoveel gewicht toekent aan de omstandigheid dat de wenselijk geachte binnenwaarde van 30 dB(A) voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 50 dB(A) voor het maximaal geluidsniveau bij de omliggende woningen zou worden overschreden als er in de avondperiode 10 vrachtwagenbewegingen plaatsvinden. Het incidentele karakter van deze overschrijdingen enkel in het oogstseizoen, heeft de gemeente niet betrokken bij de afweging, aldus de Afdeling.

Tenslotte stelt de Afdeling dat de gemeente ook niet heeft meegewogen, dat zij nog extra maatregelen zou kunnen stellen in het kader van het gevraagde maatwerkvoorschrift, zoals maatregelen met betrekking tot de duur van de activiteiten en de tijdstippen waarop ze plaatsvinden.

De gemeente wordt dus naar huis gestuurd met de boodschap om al haar argumenten nog eens tegen het licht te houden in relatie tot het incidentele karakter van het gevraagde maatwerkvoorschrift en de (existentiële) belangen van de aardappelgroothandel hierbij.

Ruimtelijke plannen

Tennispark de Krekel: ABRvS 11 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3773

In Mariaheide, gemeente Meierijstad, wil Tennispark de Krekel graag uitbreiden. Daarvoor is een wijziging van het bestemmingsplan vastgesteld. De uitbreiding ziet op diverse aspecten, maar ook op de toevoeging van een aangrenzend grasveld bij het tennispark. Omwonenden vrezen dat op dat grasveld allerlei activiteiten kunnen plaatsvinden, die geluidsoverlast veroorzaken. Onder andere vrezen de omwonenden voor het gebruik van het grasveld voor feesten/bruiloften en/of voor de aanleg en gebruik van een padelbaan. Het grasveld ligt direct achter de percelen van deze omwonenden.

Omwonenden krijgen gelijk. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat de beperkingen die specifiek aan het grasveld zijn gesteld (bebouwingspercentage 3% en “tennisbaan uitgesloten”) tezamen met de bepalingen uit het Activiteitenbesluit een voldoende waarborg geven voor een aanvaardbaar gebruik van het grasveld. Dat blijkt niet juist.

De gemeente heeft niet goed onder ogen gezien wat er op basis van het bestemmingsplan mogelijk is op het grasveld. Hoewel de gemeenteraad enkel de bedoeling heeft dat het grasveld gebruikt wordt als speelveld en de mogelijkheid om op het grasveld kinderfeestjes in de vorm van speurtochten te organiseren, biedt het bestemmingsplan ook de mogelijkheid om op het grasveld feesten en bruiloften te houden. De gemeenteraad heeft de representatieve invulling van de maximale mogelijkheden dus niet goed in het vizier. Het  akoestisch onderzoek is daardoor niet toereikend.

De Afdeling toetst ook of er een padelbaan kan worden aangelegd en gebruikt op het grasveld. Voor het grasveld geldt de aanduiding “tennisbanen uitgesloten”. Volgens de gemeenteraad zijn padelbanen gelijk te stellen aan tennisbanen en hoeven padelbanen daarom niet expliciet te worden uitgesloten. De gemeenteraad verwijst daarvoor naar een uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2019, waarin de Afdeling omgekeerd oordeelde dat binnen een bestemming ‘tennisbaan’ ook een padelbaan mogelijk is.

Sinds 2019 is er veel aandacht gekomen voor de specifieke geluidhinder van padelbanen. De Afdeling draait in deze uitspraak om de hete brij heen en schrijft niet expliciet op dat padelbanen kunnen worden gelijkgesteld aan tennisbanen.

De Afdeling kiest een makkelijke uitweg en spitst de overweging toe op de specifieke planregeling voor De Krekel. De Afdeling overweegt in zijn algemeenheid dat “de gronden met de bestemming “Sport” zijn bestemd voor sportvoorzieningen van categorie 1 en 2, alsmede een tennisbaan van categorie 3.1, zoals opgenomen in bijlage 1 “Lijst van sportvoorzieningen” bij de planregels”. Voor het grasveld geldt de aanduiding “tennisbaan uitgesloten”. Daar zijn dus alleen sportvoorzieningen uit categorie 1 en 2 van de lijst mogelijk. Padelbanen staan daar niet op, zodat die niet zijn toegestaan op het grasveld. De Afdeling vervolgt: “Op de vraag of padelbanen gelijkgesteld moeten worden met tennisbanen gaat de Afdeling dan ook verder niet in”.

De optimistische lezer kan hierin een hint zien dat de Afdeling inmiddels ook onderkent dat er relevante verschillen zijn. Wij merken in onze praktijk dat er veel vragen zijn over padelbanen die worden aangelegd op locaties van (voormalige) tennisbanen en de geluidhinder voor naastgelegen woningen. Het zou zeer welkom zijn als de Afdeling de eerstvolgende gelegenheid aangrijpt om een concreet antwoord te geven op de vraag of padelbanen gelijk te stellen zijn met tennisbanen.

halsten divider copy 6