Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid – maart 2024

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 21 februari tot met 13 maart 2024 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Deze keer twee uitspraken over de transformatie van havengebieden in Vlaardingen en het stationsgebied in Hilversum. (In deze periode zijn meer noemenswaardige uitspraken gedaan. U houdt er nog een paar van ons tegoed.)

Transformatie

Stap-3 besluiten transformatie Vlaardingen: ABRvS 13 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1036

De gemeente Vlaardingen wil nieuwe woningen realiseren op hoog geluidbelaste locaties. Daarvoor is het nodig om een nog hogere geluidbelasting toe te staan dan mogelijk is met een besluit hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder. Dit lukt de gemeente Vlaardingen met behulp van de extra flexibiliteit die de Interimwet stad-en-milieubenadering (hierna: Ism) biedt. De gemeente heeft daarvoor zogenoemde stap 3-besluiten genomen. Dit gebeurt niet vaak en is dus het signaleren waard. Zeker omdat de besluiten stand houden bij de bestuursrechter.

Het gaat hier om drie bestemmingsplannen, met drie besluiten hogere waarden en drie stap
3-besluiten. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:

  • Eiland van Speyk
  • Maaswijk-West (District U/voormalig Unileverterrein
  • Maasboulevard-Westhavenkade (locatie Pietersen)

Tegen deze besluiten wordt beroep ingesteld door meerdere partijen, waaronder enkele grote bedrijven die vrezen voor een beperking van hun geluidruimte en/of belemmering van hun bedrijfsvoering. Zij stellen o.a. dat er geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat heerst in de nieuwe woningen, omdat de geluidbelasting onaanvaardbaar hoog is.

Het stap 3-besluit is genomen om een afwijking van de maximaal toelaatbare geluidbelasting toe te staan. Op grond van artikel 2 van de Ism kan de gemeente om de bouw van woningen mogelijk te maken besluiten tot afwijking van een milieukwaliteitsnorm met betrekking tot bodem, geluid en lucht. Dat moet dan gebeuren ten aanzien van een aangewezen projectgebied en in het belang van zuinig en doelmatig ruimtegebruik en het bereiken van optimale leefomgevingskwaliteit.

In dit geval wordt afgeweken van artikel 59 lid 1 Wgh. Op basis daarvan kunnen hogere waarden tot 55 dB(A) worden vastgesteld vanwege de gezoneerde industrieterreinen Botlek-Pernis en VKV. Dat maximum van 55 dB(A) is hier niet voldoende. De gemeente mag van deze maximumnorm afwijken, mits de nadelige gevolgen worden gecompenseerd in of in de directe omgeving van het projectgebied.

Een van de compenserende maatregelen houdt in dat extra geluidwerende gevels worden vereist om een binnenwaarde van maximaal 33 dB te borgen. Omdat het hier gaat om een binnenwaarde voor de cumulatieve geluidbelasting, is dat een zwaardere eis dan de binnenwaarde van 33 dB die standaard vereist is bij het toekennen van een hogere waarde. Om ook cumulatief aan een binnenwaarde van 33 dB te kunnen voldoen, is extra isolatie vereist. De Afdeling is van oordeel dat op deze manier compensatie kan plaatsvinden. Compensatie door het stellen van extra eisen aan de geluidisolatie van gevels en daarmee het verlagen van de maximaal optredende binnenwaarden, is volgens de Afdeling een
gebruikelijke en acceptabele maatregel als met een stap 3-besluit een hogere geluidbelasting op gevels wordt toegestaan.

Datzelfde geldt voor de voorwaarde die in het stap 3-besluit is gesteld voor laagfrequent geluid. In het stap 3-besluit is dwingend voorgeschreven dat aan de Vercammencurve 3-10% moet worden voldaan. Omdat dit geen wettelijk voorgeschreven verplichting is, mag dit als een compenserende maatregel worden beschouwd.

Het stap 3-besluit bepaalt daarnaast dat de meeste slaapkamers aan de geluidluwe zijde moeten worden gesitueerd. Als dat niet mogelijk is, dan worden gebouw gebonden maatregelen getroffen ter plaatse van de slaapkamers, die zijn gericht op het kunnen ventileren/spuien zonder dat sprake is van hoge geluidbelastingen.

Bij de bestemmingsplannen “Eiland van Speyk” en “Maasboulevard-Westhavenkade” wordt voorzien in een door bebouwing afgeschermde (geluidluwe) collectieve kwalitatief hoogwaardige binnentuin. Bij het bestemmingsplan “Maaswijk-West” bestaat de compensatie ook uit een kwaliteitsverbetering van het nabijgelegen Maaspark, die wordt gefinancierd uit de ontwikkeling. Ook is uitgangspunt voor “Maaswijk-West” dat per woning zonder eigen geluidluwe buitenruimte minimaal 1 m2 aan buitenruimte moet worden gerealiseerd, met een minimum van 100 m2 per gemeenschappelijke buitenruimte. Het gaat hierbij om een collectieve geluidluwe buitenruimte.

Wat wordt hier dan verstaan onder ‘geluidluw’? Dat betekent:

  • Geluidbelasting ten gevolge van de gezoneerde industrieterreinen: < 50 dB(A)
  • Geluidbelasting ten gevolge van aangemeerde schepen (nestgeluid): < 50 dB(A)
  • Geluidbelasting ten gevolge van varende schepen : < 50 dB
  • Geluidbelasting ten gevolge van wegverkeer (cumulatief exclusief aftrek): < 53 dB

Enkele bedrijven voeren aan dat dit niet meer als geluidluw te beschouwen is, omdat dit cumulatief alsnog meer dan 50 dB(A) is. Uit de akoestische onderzoeken blijkt ook dat er in de binnentuin van “Maasboulevard-Westhavenkade” sprake is van een gecumuleerde geluidbelasting van 44 tot 54 dB(A). In de binnentuin van “Eiland van Speyk” is dat 50 tot 55 dB(A). Dat is dan ook enkel in de dagperiode. In de nachtperiode zou het 60-65 dB(A) zijn in de binnentuin van “Eiland van Speyk”.

Volgens de Afdeling heeft de gemeente dit toch mogen zien als geluidluwe collectieve buitenruimtes. ER is namelijk sprake van een gecumuleerde geluidbelasting tot en met 55 dB, en daarmee van een lagere geluidbelasting dan de overheersende geluidbelasting. Dit mag daarom als compenserende maatregel worden aangemerkt.

De Afdeling is het wel met de appellerende bedrijven eens dat er geen goed onderscheid is gemaakt tussen de dagperiode en de avond- en nachtperiode. Dat betekent niet dat het plan onderuit gaat. De gemeente heeft namelijk beoogd om alleen in de dagperiode te verlangen dat de buitenruimte geluidluw is, omdat er niet wordt geslapen. De Afdeling helpt de gemeente een handje door zelf in de zaak te voorzien. De Afdeling vult de voorwaarde over de geluidluwe collectieve buitenruimte tekstueel aan en door te bepalen dat dat deze in de dagperiode van 7:00-19:00 geluidluw moet zijn.

De Afdeling benadrukt in de uitspraak dat de gemeente beleidsruimte heeft bij de keuze van eventuele compenserende maatregelen. Dat geldt ook voor de beoordeling door de gemeente of met die maatregelen de nadelige milieugevolgen voldoende worden gecompenseerd. Als een gemeente beleidsruimte heeft, toetst de Afdeling wat afstandelijker. De Afdeling vindt in dit geval dat de gemeente Vlaardingen het voldoende zorgvuldig heeft beoordeeld. De bestemmingsplannen en stap 3-besluiten blijven – met enkele correcties – in stand.

Transformatie stationsgebied Hilversum: ABRvS 6 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:963

De gemeente Hilversum wil het stationsgebied transformeren. De omgeving van het stationsgebied moet aantrekkeler worden en meer onderdeel worden van het centrum. Hiervoor wordt de verkeerscirculatie gewijzigd door het verleggen van de zogenoemde centrumring.

Deze plannen zijn al even in wording. In februari 2022 vernietigde de Raad van State het bestemmingsplan “Stationsgebied 2020” en de daarvoor vastgestelde hogere waarden. Die
uitspraak bespraken we hier.

Inmiddels zijn de gebreken hersteld met een nieuw bestemmingsplan “Stationsgebied 2022”. Daarvoor zijn opnieuw hogere waarden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

Het vorige plan werd onder andere vernietigd omdat er ten onrechte geen onderzoek was gedaan naar de cumulatieve geluidbelasting op de balkons. De geluidbelasting was al hoog en neemt verder toe door de toename van het verkeer. De balkons worden voor de toepassing van de Wet geluidhinder niet als geluidgevoelig object aangemerkt. Niettemin moet in het kader van een goede ruimtelijke ordening worden beoordeeld of de cumulatieve geluidbelasting op de balkons nog aanvaardbaar is.

Inmiddels ligt er aanvullend akoestisch onderzoek waarmee dit in beeld is gebracht. De cumulatieve geluidbelasting blijft volgens dat onderzoek binnen de geluidbelasting van 68 dB waarvoor maximaal ontheffing kan worden verleend. Daarmee is de cumulatieve geluidbelasting volgens de gemeente niet onaanvaardbaar.

Appellanten brengen daar tegenin dat zij een eigen geluidmeting hebben gedaan, waaruit zou blijken dat de huidige geluidnormen al met 6 dB worden overschreden. Zij maken echter niet inzichtelijk hoe deze geluidsmeting is uitgevoerd. Het resultaat van de geluidmeting van de bewoners hoefde voor de gemeente daarom geen aanleiding te zijn om te twijfelen aan het eigen geluidsonderzoek, dat conform het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 is uitgevoerd.

Appellanten betogen daarnaast dat niet alle relevante bronnen zijn meegenomen. Voor de cumulatieve geluidbelasting zou volgens hun ook moeten worden gekeken naar andere geluidbronnen, zoals bioscoop, theater, foodhall, horecagelegenheden, markt en diverse evenementen. De gemeente brengt daar tegenin dat deze bronnen niet kwantitatief gemeten kunnen worden.

De Afdeling volstaat met de conclusie dat het betoog van de bewoners geen aanknopingspunten geeft voor het oordeel dat de gemeente de andere geluidbronnen op onjuiste wijze heeft meegewogen. Ik vermoed dat de inschatting is geweest dat er nog voldoende marge in de berekening zit voordat de bovengrens van 68 dB wordt overschreden.

De Afdeling betrekt bij haar oordeel dat de gemeente een gevelgeluidweringsonderzoek moet laten uitvoeren en op haar kosten zo nodig gevelgeluidwerende maatregelen moet aanbieden om te voldoen aan de vereiste binnenwaarde van 33 dB. Dit is noodzakelijk vanwege het besluit hogere grenswaarden op basis van de Wet geluidhinder. Kennelijk is de redenering dat als deze maatregelen worden genomen, de situatie bezien vanuit een goede ruimtelijke ordening ook aanvaardbaar is.

Een van de bouwkundige maatregelen die in beeld is, is het dichtzetten van de balkons. Dat zien niet alle bewoners zitten. De balkons zijn voor sommige woningen de enige ventilatiemogelijkheid en de enige ontsnappingsmogelijkheid bij calamiteiten. Het overgrote deel van de balkons ligt bovendien op het zuiden. Worden deze balkons dichtgemaakt, dan loopt de temperatuur binnen snel op.

De Afdeling komt nog niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de bouwkundige maatregelen. Pas na het vaststellen van hogere waarden komt de vraag aan de orde of gevelisolerende maatregelen moeten worden getroffen en zo ja, welke. De Afdeling beoordeelt in dit stadium alleen of er uitvoerbare bouwkundige maatregelen denkbaar zijn.

Opties die in dat kader worden genoemd zijn:

  • het aanbrengen van een te openen kozijndeel;
  • een geluiddempende ventilatievoorziening in de uitwendige schil van het balkon, waarmee ook voldoende ventilatiecapaciteit kan worden gerealiseerd, ook wanneer het kozijn gesloten is;
  • een afgesloten borstwering in combinatie met geluiddempende materialen op het plafond van het balkon.

Onderaan de streep worden de beroepen ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan is onherroepelijk en de transformatie van het stationsgebied kan van start.

halsten divider copy 6