Inhoud

  • Sarphatistraat 7
    1017 WS Amsterdam
    logo-gemeente-amsterdam (1)
  • Kastanjelaan 400
    5616 LZ Eindhoven
    eindhoven_pms485_liggend_bb (1)
  • Aert van Nesstraat 45
    3012 CA Rotterdam
    Group 47

Actualiteiten jurisprudentie geluid – juli 2023

Een selectie van de uitspraken die in de periode van 28 juni tot met 19 juli 2023 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over het veelbesproken concert van Rammstein, onuitvoerbare geluidschermen, onbeschermde tuinen en geknutsel met bronvermogens.

Evenementen

Als liefhebber van stevige gitaarmuziek, spitste ik mijn oren toen ik hoorde dat het concert van Rammstein in Groningen tot zoveel rumoer leidde dat de bestuursrechter eraan te pas moest komen. Zowel de Raad van State als de rechtbank Noord-Nederland hebben in al hun wijsheid besloten dat het feestje door mocht gaan.

Toestemming Vuurwerkbesluit Rammstein: Vz. ABRvS 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2595

De Raad van State mocht zich buigen over het karakteristieke vuurwerk waar Rammstein zich traditioneel van bedient. Een must voor veel toeschouwers, maar volgens de Stichting Natuurbeschermingswacht zou het ontbranden van vuurwerk leiden tot schadelijke gevolgen voor omwonenden en dieren in het park. De Raad van State is gevraagd om de toestemming krachtens het Vuurwerkbesluit te schorsen.

De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat het tot grote nadelen zou leiden voor de organisatie en de concertbezoekers als het vuurwerk de dag voor het concert zou worden verboden. De voorzieningenrechter ziet daar bovendien inhoudelijk geen noodzaak voor. Het gaat namelijk om theatervuurwerk, dat op (zeer) korte afstand van het publiek tot ontbranding wordt gebracht en waarbij de nadruk vooral ligt op de lichteffecten. Feit is dat het bestemmingsplan al toelaat dat hier evenementen met een heel hoge geluidbelasting plaatsvinden. Het is niet aannemelijk dat het ontbranden van dit theatervuurwerk daar substantieel aan zal bijdragen.

De voorzieningenrechter van de Raad van State overweegt dat er mogelijk ook andere toestemmingen of vergunningen nodig kunnen zijn op basis van de Wet natuurbescherming, maar daar gaat deze procedure bij de Raad van State niet over. Dat zou aan de orde komen bij het verzoek om voorlopige voorziening dat bij de rechtbank Noord-Nederland is ingediend.

Evenementenvergunning en tijdelijke omgevingsvergunning Rammstein: Rechtbank Noord-Nederland 6 juli 2023, ECLI:NL:RBNNE:2023:2748

Bij de rechtbank lag het verzoek om voorlopige voorziening over 1) de evenementenvergunning, 2) de tijdelijke omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan en 3) handhavend optreden wegens schending van de zorgplicht van de Wet natuurbescherming. De procedure was aanhangig gemaakt door een omwonende en door de Stichting Natuurbeschermingswacht.

Evenementenvergunning

De rechtbank oordeelt dat het natuurbelang geen rol speelt bij het verlenen van de evenementenvergunning. De evenementenvergunning wordt alleen getoetst aan het woon- en leefklimaat van mensen. De bescherming van de natuur kan geen weigeringsgrond zijn voor de evenementenvergunning.

Dat betekent niet dat er geen natuurtoets hoeft plaats te vinden, maar de beoordeling daarvan vindt plaats over de boeg van de besluitvorming op grond van de Wet natuurbescherming (of het ontbreken van een dergelijk besluit, wat hier de reden is om handhavend optreden te vragen op basis van de zorgplicht).

Zorgplicht Wet natuurbescherming

De gemeente heeft een ecologische quick-scan laten verrichten. De conclusie daarvan is dat de kortstondige verhoging van de toegestane geluidniveaus gedurende de twee concerten niet leidt tot een verstoring van de aanwezige broedvogels. Op de locatie in het stadspark van Groningen worden regelmatig concerten en evenementen georganiseerd met een vergelijkbare geluidsbelasting. Daarom kan men aannemen dat de aanwezige vogels zich hierdoor niet laten afschrikken. Daarnaast worden de concerten gehouden op het moment (begin juli) dat de meeste kuikens uitgevlogen zijn, waardoor de kans op een verstoorde broed nihil is. Appellanten hebben geen deskundigenrapport ingediend waaruit blijkt dat er wel moet worden gevreesd voor verstoring.

Tijdelijke omgevingsvergunning hogere geluidniveaus

De tijdelijke omgevingsvergunning voor strijdig gebruik is verleend om ten gunste van Rammstein af te wijken van de toegestane geluidsniveaus en de voorgeschreven meetmethode.

In de pers werd de aandacht vooral gevestigd op de ontheffing, waardoor het maximale geluidniveau van 100 dB(A) mocht oplopen tot 103 dB(A). De akoestisch onderlegde lezer vermoedt al dat dit gaat over het geluidniveau Front of House, in dit geval op 15 meter van het podium. Op basis van het Convenant ter preventie van gehoorschade wordt in de praktijk een maximum van 103 dB(A) gehanteerd op 25 meter afstand. De laatste tijd is er discussie over of dit zou moeten worden bijgesteld naar 100 dB(A), maar dat is vooralsnog niet vastgelegd. Ik begrijp dat de gemeente Groningen in het bestemmingsplan deze 100 dB(A) heeft vastgelegd op 15 meter afstand van het podium.

Een verhoging naar 103 dB(A) betreft primair een gemeentelijke afweging, die door de bestuursrechter op redelijkheid wordt getoetst. De verhoging leidt niet tot strijd met een juridische norm of rechtsregel. De voorzieningenrechter overweegt hierover dat het niet aan appellanten is om de belangen van de concertbezoekers te beschermen tegen gehoorschade. Daarbij neemt de rechter in aanmerking dat “het een bewuste, vrijwillige keus is van de concertbezoekers zelf of zij, al dan niet door het dragen van oordoppen, enige preventie van het gehoor wenselijk achten”.

De voorzieningenrechter overweegt ook dat de meetlocatie van 15 meter voor het podium (Front of House) niet werkbaar is. Gelet op de breedte van het podium, de massieve hoeveelheden bezoekers en de (hoogte)positie van de boxen is dat meetpunt technisch en praktisch onuitvoerbaar. Bovendien worden grote delen van het publiek in onvoldoende mate bereikt, met alle consequenties van dien voor de beleving van het concert. Daarbij wordt aangehaald dat het muziekgeluid van Rammstein niet zou moeten worden overstemd door het geluid van het “massaal aanwezige publiek en zich daaronder bevindende mensen die meezingen”. Negatief gevolg zou bovendien kunnen zijn dat er een drang van het publiek naar het podium ontstaat, iets wat uit een oogpunt van veiligheid zeer onwenselijk is. Ook heeft de gemeente van belang mogen achten dat een geluidsniveau van 103 dB(A) het gebruikelijke akoestische niveau is bij concerten als de onderhavige.

In de pers werd aan deze verhoging naar 103 dB(A) de conclusie verbonden dat dit voor enorme overlast voor omwonenden zou zorgen. In de berichten miste ik echter informatie over de uiteindelijke gevelbelasting. Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt dat die gevelbelasting ook wel substantieel was, namelijk maximaal 79 dB(A). Dat is hoger dan de bij recht toegestane geluidniveaus op deze locatie van 70 dB(A).

Interessant zijn de overwegingen die de voorzieningenrechter wijdt aan deze hogere geluidbelasting op de gevels. In aanvulling over de belangen van een goede concertbeleving en het voorkomen van een ‘drang naar voren’, overweegt de voorzieningenrechter dat de geluidniveaus als zodanig niet ongebruikelijk of aanvaardbaar zijn. In dit verband heeft de gemeente kunnen betrekken dat bij evenementen buiten het evenemententerrein in Groningen een geluidbelasting op de gevels van woningen van maximaal 85 dB(A) plegen te worden aanvaard. Ook die normen sluiten volgens de voorzieningenrechter aan bij wat landelijk gebruikelijk is. Verder heeft de gemeente kunnen betrekken dat, gelet op het uitzonderlijke en kortstondige karakter van het evenement, de aanvaardbaarheid van het binnenniveau, na aftrek van de gevelisolatie, ook in zoverre geen sprake is van een onaanvaardbare inbreuk op het woon- en leefklimaat van omwonenden. Daarbij verwijst de rechter naar een overgelegd adviesrapport, waarvan de inhoud niet uit de uitspraak blijkt.

De voorzieningenrechter beweegt hier vrij makkelijk mee richting het belang van de evenementenorganisator. Mogelijk speelt hierbij een rol dat de omwonenden zelf niet zijn opgekomen tegen de vergunning, maar het de Stichting is die stelt tevens voor de belangen van omwonenden op te komen.

Een van de appellanten komt wel op voor haar eigen belang. Zij wil in het bijzonder meer aandacht van de gemeente voor de preventie van gehoorschade, nu zij zelf lijdt aan tinnitus. Zij heeft een volkstuin op een nabijgelegen volkstuinencomplex. Zij heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat er, gelet op de afstand van het podium tot aan haar volkstuin, er daar sprake is van onduldbare geluidshinder. Bovendien heeft ze aangegeven dat zij tijdens het concert niet in haar volkstuin zal verblijven. Ook haar belang weegt dus – zoals te voorspellen was – niet zwaarder dan het belang bij het houden van het evenement.

De Rammstein-liefhebbers konden op 6 en 7 juli gerust hun hart ophalen.

Ruimtelijke plannen

Onuitvoerbaar geluidscherm MiddenbeemsterABRvS 19 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2793

Beyenkorf B.V. exploiteert een akkerbouwbedrijf met loonwerkbedrijf in de Beemster. Het bedrijf wil een vijfde loods erbij bouwen voor de agrarische opslag van aardappelen en het stallen van werktuigen. Deze loods heeft een flinke omvang en komt buiten het bouwblok te staan. Ook wil het bedrijf de bestaande depots voor zand, grind en grond verplaatsen en nieuwe depots realiseren voor de opslag van zand, grind, houtsnippers, rijplaten en duikerbuizen. Dit wijkt af van het planologisch toegestane gebruik. De gemeente Purmerend heeft voor dit alles een omgevingsvergunning verleend om af te wijken van het bestemmingsplan (c-vergunning).

De appellanten wonen aan weerszijden van het bedrijf. Zij vrezen voor toenemende geluidsoverlast. Er is weliswaar een geluidscherm voorgeschreven, maar dat is volgens de omwonenden onvoldoende afdwingbaar en uitvoerbaar.

De discussie begint met de vraag of de juiste richtafstanden uit de VNG-brochure zijn gehanteerd. De Afdeling stapt vrij makkelijk over die vraag heen, omdat er een akoestisch onderzoek ten grondslag is gelegd aan het plan. Daarmee borduurt de Afdeling impliciet voort op de uitspraak over woningbouw in Sneek die we vorige maand hier bespraken. In die casus werd wel aan de richtafstanden voldaan, maar was niettemin een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dat had tot gevolg dat de juistheid van het akoestisch onderzoek en de inhoudelijke beoordeling daarvan, volledig onderwerp werden van de juridische toetsing. Het wordt hier niet expliciet gezegd, maar in feite hanteert de Afdeling de nieuwe regel dat de richtafstanden van de VNG-brochure niet meer relevant zijn zodra de situatie akoestisch is onderzocht.

Uit het onderzoek blijkt dat het bedrijf niet aan de geluidnormen van het Activiteitenbesluit kan voldoen door de rijbewegingen langs de loodsen. Er is een geluidscherm nodig van 3,5 meter hoog. De gemeente heeft het realiseren van dit geluidscherm als voorwaarde aan de omgevingsvergunning verbonden.

Daarmee wordt niet het volledige geluidprobleem opgelost. Het verzetten van grondbakken blijkt onderdeel te zijn van de representatieve bedrijfssituatie. Uit het akoestisch onderzoek blijkt echter niet of deze activiteit in het onderzoek is betrokken. De gemeente heeft hierover tijdens de zitting geen duidelijkheid kunnen geven. Vanwege dit motiveringsgebrek gaat de vergunning dus al onderuit.

Voor een herstel van dit motiveringsgebrek is geen ruimte, omdat er nog meer gebreken kleven aan het besluit. De gemeente heeft de voorwaarde gesteld dat het geluidscherm van 3,5 meter hoog moet worden opgericht. Er blijkt echter niet voldoende ruimte te zijn om dat geluidscherm binnen het bouwblok neer te zetten. De weg die daar loopt is namelijk te smal. En of het geluidscherm buiten het bouwblok kan worden gebouwd is niet onderzocht. De gemeente heeft nog geen beeld over de vergunbaarheid. De Afdeling ziet al wel een paar donkere wolken, omdat de locatie zich bevindt in de Beemster, die als UNESCO-erfgoed in hoge mate wordt beschermd. De openheid van het landschap is zeer waardevol. De vraag is of het geluidscherm het landschap en de openheid daarvan niet teveel aantast. Dit is ook ten aanzien van de loods onvoldoende onderzocht. De Afdeling is kritisch over de noodzaak van de vijfde loods in de aangevraagde omvang.

Kortom, op voorhand is onduidelijk of het geluidscherm überhaupt kan worden vergund en gebouwd. Dan kun je de bouw van dat geluidscherm niet dwingend voorschrijven bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor strijdig gebruik. Als er geen akoestisch aanvaardbare situatie kan worden gegarandeerd, zou die omgevingsvergunning moeten worden geweigerd.

De mate waarin het huiswerk opnieuw moet worden gedaan, is zodanig dat de gemeente de procedure helemaal opnieuw zal moeten voeren. Als de gemeente na heroverweging tenminste nog planologische medewerking wil verlenen.

Piushavengebied 2009, 7e herziening: ABRvS 5 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2578

Deze uitspraak legt (nog maar eens) bloot hoe de VNG stappen werken ingeval er sprake is van grote geluidsbelasting van bedrijvigheid naast nieuw te bouwen woningen met een tuin die grenst aan die bedrijvigheid. Het vergt een zeer goede motivering om in een dergelijke situatie een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te verzekeren in de tuin van de nieuwe woningen. Het enkele feit dat er grote behoefte is aan woningen, is onvoldoende. De gemeente Tilburg redde het in deze zaak dus niet en het bestemmingsplan Piushavengebied 2009, 7e herziening werd door de Afdeling vernietigd.

Wat is er aan de hand? De gemeente heeft nieuwbouwwoningen gepland naast bestaande bedrijvigheid. De bedrijfskavels grenzen direct aan het ontwikkelingsgebied, de tuinen van enkele toekomstige woningen ook (woningen 1 t/m 3 woonblok C). De geluidsbelasting van het bedrijf van appellant binnen in de toekomstige woningen wordt beperkt door de verplichting in het bestemmingsplan die bepaalt dat diverse maatregelen moeten worden getroffen (bouwkundige geluidwerende voorzieningen, geluidschermen, dove gevels en geluidluwe balkons alsmede geluidluwe gevels).

De geluidsbelasting van het bedrijf van appellant in de tuinen van een aantal woningen wordt echter niet beperkt. Hoewel in de VNG-brochure geen normen staan voor buitenruimten, moet er wel sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Vaststaat dat de geluidsbelasting van het bedrijf van appellant zorgt voor een hoge geluidsbelasting in een aantal achtertuinen, met een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 58 dB(A) en maximale geluidsniveaus van 79 dB(A).

In de VNG-brochure is een stappenplan opgenomen, voor het geval zoals hier niet voldaan wordt aan de richtafstanden. Er zijn 4 stappen mogelijk. Bij stap 1 wordt voldaan aan de richtafstanden en is er dus sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Bij stap 2 en stap 3 wordt telkens een hogere geluidbelasting aanvaardbaar geacht, maar worden wel telkens hogere eisen gesteld aan het benodigde onderzoek en de motivering van het besluit dat de ruimtelijke inpassing mogelijk maakt. Bij stap 4 is er sprake van een zeer hoge geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen, waarvoor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in principe niet verzekerd kan worden. Dit zou eventueel toch kunnen indien grondig onderzoek en een grondige onderbouwing en motivering – tevens van de cumulatieve geluidsbelasting – aantoont dat de inpassing van deze geluidgevoelige bestemmingen toch mogelijk is.

In deze zaak was het nodig om stap 4 toe te passen. Zelfs de toegestane geluidsbelasting uit stap 3 werd namelijk overschreden (55 dB(A) etmaalwaarde LT en 70 dB(A) etmaalwaarde max) in de tuinen van de toekomstige woningen 1 t/m 3 van woonblok C. De gemeente heeft in het bestemmingsplan niet onderbouwd waarom deze hoge geluidsbelasting toelaatbaar zou zijn en nog steeds een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden verzekerd. De gemeente heeft vooral benadrukt dat er een groot belang is bij woningbouw. Ook heeft de gemeente aangevoerd dat niet ongebruikelijk is in een binnenstedelijke situatie dat niet aan de grenswaarden van stap 3 van de VNG-brochure wordt voldaan. Dit zijn echter meer doelredeneringen, dan dat het iets zegt over het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van de woningen. De Afdeling oordeelt dat het bestemmingsplan voor deze woningen onvoldoende gemotiveerd is en dit onderdeel van het bestemmingsplan daarom vernietigd moet worden.

Daarmee is de kous echter niet af, want dit oordeel heeft een domino-effect. Woningen 1 t/m 3 van woonblok C dienen namelijk als geluidafschermende voorziening voor woningen die daarachter worden gerealiseerd. Nu door de vernietiging van dat deel van het bestemmingsplan niet vaststaat dat woningen 1 t/m 3 van woonblok C worden gerealiseerd, staat ook niet vast dat er een geluidafschermende voorzieningen zal worden gerealiseerd voor de woningen die daarachter moeten worden gebouwd. Dit betekent dat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het gehele plan wordt geraakt. De Afdeling vernietigt daarom het gehele bestemmingsplan.

Kinderdagverblijf Het Beertje in Heesch: ABRvS 29 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2467

Deze uitspraak bevestigt dat het essentieel kan zijn om in een bestemmingsplan exact vast te leggen welke bestemming een locatie moet krijgen, indien dat belangrijk is voor onder meer de beperking van geluidbelasting op omliggende geluidgevoelige gebouwen (zoals woningen).

In deze zaak ging het om een postzegelplannetje dat het mogelijk maakt om een kinderdagverblijf te vestigen direct naast woonbebouwing. De richtafstand van 10 meter tussen een bedrijf en geluidsgevoelige bestemmingen (in dit geval de woning van de buurman) in een gemengd gebied uit de VNG-brochure wordt niet gehaald. Daarom wordt een akoestisch onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van het kinderdagverblijf voor kinderen van 0-4 jaar.

Uit dit akoestisch onderzoek blijkt dat kan worden voldaan aan de geluidsnormen uit stap 2 van de VNG-brochure (50 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau, maximale geluidniveaus van 70 dB(A) en 50 dB(A) voor de verkeersaantrekkende werking. Aldus kan wordt vastgesteld dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat bij de naastgelegen woning.

Deze locatie heeft echter in het bestemmingsplan de bestemming “Maatschappelijk” gekregen. Dat houdt in dat er meer functies mogelijk zijn op deze locatie. In het bestemmingsplan is de bestemming “Maatschappelijk” veel ruimer gedefinieerd dan enkel een kinderdagverblijf voor kinderen van 0-4 jaar. De buurman die vreest dat er ook oudere kinderen kunnen worden opgevangen, bijvoorbeeld in de vorm van buitenschoolse opvang (bso), heeft aldus de Afdeling een terecht punt.

Nu de gemeenteraad van mening is dat het de bedoeling is dat op deze locatie enkel een kinderdagverblijf voor kinderen van 0-4 kan worden gevestigd en dat daarom dus ook alle onderzoeken hierop zijn toegespitst, ziet de Afdeling de kans om het bestemmingsplan zelf aan te passen en de bestemming van deze locatie te beperken tot enkel een kinderdagverblijf voor kinderen die nog niet deelnemen aan het basisonderwijs. Dat is een handige oplossing van de Afdeling. Een bestuurlijke lus is hierdoor dus niet nodig.

Nieuwbouwontwikkeling Tongelrestraat Eindhoven: ABRvS 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2461

De gemeente Eindhoven heeft een bestemmingsplan gemaakt voor de herontwikkeling van een voormalig schoolgebouw en buurtcentrum. Een deel van het schoolgebouw wordt getransformeerd naar appartementen. Het andere deel en het buurtcentrum worden gesloopt en op die locatie komt nieuwbouw. In het plangebied komt ook een maatschappelijke voorziening en nieuw buurtcentrum. Een deel van het plangebied is nu open terrein (misschien wel het voormalige schoolplein). Enkele omwonenden maken zich zorgen over mogelijke extra geluidsbelasting op hun woningen.

Door de wijziging van de functies van deze locatie, zal een kleine toename ontstaan van verkeersbewegingen naar deze locatie. De Tongelresestraat waaraan de locatie ligt, zal deze geringe verkeerstoename goed kunnen verwerken. Tot zover dus geen probleem.

De Tongelresestraat is echter al een drukke straat en de bewoners stellen dat de geluidsnormen voor deze straat al worden overtreden. De oplossing voor dit probleem is kennelijk al lang onderwerp van discussie tussen de bewoners en de gemeente.

Het feit dat er toch een kleine toename wordt geaccepteerd en het argument van de bewoners dat ook de open ruimte wordt volgebouwd waardoor meer geluidweerkaatsing zal plaatsvinden, is voor de Afdeling reden om te oordelen dat de gemeente een akoestisch onderzoek had moeten uitvoeren om te onderzoeken of de goede ruimtelijke ordening is gewaarborgd.

Dat akoestisch onderzoek is gedurende de procedure alsnog door de gemeente uitgevoerd. Hieruit blijkt dat er een bij de woningen aan de overzijde van het plangebied een toename van de geluidbelasting zou kunnen optreden van maximaal 0,3 dB(A). Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze maximale toename voor het menselijk gehoor niet kan worden waargenomen, dat is pas aan de orde vanaf 2 dB(A). De conclusie is daarom dat deze toename niet zal leiden tot een onaanvaardbare geluidsituatie ter plaatse van de omliggende woningen.

De Afdeling is gezien deze conclusie van mening dat het gebrek in het bestemmingsplan alsnog is hersteld door het akoestisch onderzoek en dat het bestemmingsplan in stand kan blijven.

De omwonenden hebben nog opgeworpen dat de gemeente openings- en sluitingstijden moet opleggen aan het nieuwe buurtcentrum, omdat in het verleden al geluidsoverlast is ervaren van het oude buurtcentrum. De gemeente ziet daar geen aanleiding toe, omdat het  buurtcentrum als inrichting moet voldoen aan de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit en als die normen worden overschreden er handhavend zal worden opgetreden. De Afdeling volgt dit standpunt.

Woningbouw met parkeerterrein Beek en Donk: ABRvS 28 juni 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2507

Het plan voorziet in de mogelijkheid om 48 woningen en een bijbehorend parkeerterrein te realiseren op een locatie waar voorheen een bedrijfsbestemming gold. Omwonenden vrezen voor geluidsoverlast door het gebruik van het parkeerterrein. De akoestische onderbouwing hiervoor blijkt inderdaad onvoldoende en het plan wordt vernietigd.

De discussie spitst zich zowel toe op het aantal benodigde parkeerplaatsen als op de geluidshinder daarvan.

De gemeentelijke parkeernota schrijft voor dat van de maximale parkeerbehoefte wordt uitgegaan. Bij dit plan is desondanks uitgegaan van een gemiddelde parkeerbehoefte. Er worden daardoor minder parkeerplaatsen aangelegd. De gemeente heeft onvoldoende gemotiveerd waarom in dit geval zogenaamd ‘maatwerk’ is geleverd en is afgeweken van de beleidslijn uit de parkeernota.

Voor de akoestische beoordeling heeft de gemeente aansluiting gezocht bij het stappenplan van de VNG-brochure en de daarin opgenomen grenswaarden voor een rustige woonwijk. Vrijwel alle gevels van omliggende woningen voldoen aan de zogeheten ‘stap 2’, waarbij een grenswaarde van 45 dB(A) geldt voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en een grenswaarde van 65 dB(A) voor piekniveaus. Voor enkele woningen is ‘stap 3’ nodig, waarbij grenswaarden gelden van 50 dB(A) respectievelijk 70 dB(A). Er zijn bij enkele woningen wel maatregelen nodig om aan stap 3 te kunnen voldoen. De aanvaardbaarheid wordt gemotiveerd met de stelling dat aan het binnengeluidniveau van 45 dB(A) uit het Activiteitenbesluit kan worden voldaan. De geluidgevelwering is daarvoor voldoende.

Het lijkt dus allemaal net te passen, maar de gehanteerde uitgangspunten rammelen. De deskundigen van de STAB stellen in hun advies dat de gehanteerde bronvermogens zich aan de onderzijde van de gangbare range bevinden. Voor het rijden van personenwagens is een bronvermogen voor het equivalente geluidniveau Lw van 90 dB(A) reëel. Een aftrek van 3 dB omdat voertuigen op termijn stiller zullen worden, is volgens de STAB in deze context niet aan de orde. Die systematiek gaat namelijk uit van wegverkeer dat minimaal 30 km/uur rijdt. Op dit parkeerterrein is het reële worst case scenario volgens de STAB een rijsnelheid van 5 km/uur. Door dat te hanteren, wordt er uitgegaan van een langere verblijfstijd op het parkeerterrein en wordt indirect gecorrigeerd voor het geluid van manoeuvreren bij het in- en uitparkeren.

Met betrekking tot het piekniveau is volgens de STAB een bronvermogen van Lw,max=94 dB(A) reëel voor de geluidbelasting van passerende auto’s, inclusief het remmen en optrekken. Voor het dichtslaan van portieren zou een bronvermogen van 98 tot 100 dB(A) representatief zijn. Dat is hoger dan de 96 dB(A) die door de (akoestisch adviseurs van de) gemeente was gehanteerd.

De gemeente vond al dat een geluidscherm noodzakelijk was om aan de grenswaarden te kunnen voldoen. Met deze kritiek van de STAB blijkt dat de geluidbelasting is onderschat en dus ook zeer onzeker is of het beoogde geluidscherm een afdoende maatregel is om een aanvaardbare geluidsituatie te creëren. Daar komt nog bij dat de gemeente van een te lage parkeernorm was uitgegaan. Als er meer parkeerplaatsen moeten worden gerealiseerd, zijn er ook meer verkeersbewegingen. Dit alles betekent dat een hernieuwde beoordeling noodzakelijk is.

Het stemgeluid van parkerende en vertrekkende bewoners hoeft niet apart te worden onderzocht. Het geluid van dichtslaande portieren zorgt voor hogere geluidniveaus en is daarmee bepalend voor de piekniveaus.

Opvallend is dat de Afdeling over de gehanteerde representatieve bronvermogens stelt dat de gemeente “bij het bepalen van die representatieve bronvermogens beleidsruimte heeft”. Omdat de raad niet heeft gemotiveerd waarom de bronvermogens aan de onderzijde van de gangbare range in dit geval representatief zijn, is er volgens de Afdeling sprake van een motiveringsgebrek. Ik vind dit enigszins bijzonder, omdat beleidsruimte betrekking heeft op de toepassing van bevoegdheden. Het gaat hier niet om de uitoefening van een bevoegdheid, maar om de vaststelling van wat naar verwachting representatieve geluidniveaus zijn. Daar zit enerzijds een technisch aspect aan, anderzijds gaat het om de representatieve invulling van de planmogelijkheden. Ik zie hier wel beoordelingsruimte, maar dat is iets anders dan beleidsruimte. Dat betekent mijns inziens dat de Afdeling indringender kan toetsen of die beoordeling correct is (wat hier in feite ook gebeurt). Bij onderwerpen waar er beleidsruimte is, pleegt de Afdeling ‘marginaal’ te toetsen of het bevoegd gezag in redelijkheid een bepaalde afweging heeft kunnen maken. Daar breek je als appellant dus minder snel doorheen.

Hoe dan ook, de gemeente heeft te veel vrijheid genomen bij de akoestische beoordeling en mag opnieuw beginnen. Er is geen mogelijkheid geboden voor een bestuurlijke lus, dus de ruimtelijke procedure zal opnieuw moeten worden opgestart. Ook hier geldt: als het bevoegd gezag nog steeds planologische medewerking wil verlenen aan het plan in deze vorm.

halsten divider copy 6