Actualiteiten jurisprudentie geluid – april 2025
Een selectie van de uitspraken die in de periode van 12 maart tot met 16 april 2025 zijn gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“de Afdeling”). Over milieuzonering nieuwe stijl, de inpassing van woningbouw naast bedrijvigheid, het uitsluiten van vergunningsvrij bouwen, kamerverhuur en de rol van het bestemmingsplan bij het verlenen van een exploitatievergunning voor horeca. Een terugkerend thema is het juridisch nauwkeurig formuleren van planregels. Er wordt volop gebruik gemaakt van de kansen die het bestuursrecht biedt om dit – desnoods in meerdere rondes – te herstellen totdat het klopt.
Ruimtelijke plannen
Milieuzonering nieuwe stijl in bestemmingsplannen Moerdijk: ABRvS 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:993
In deze uitspraak staan vier bestemmingsplannen centraal, die er gezamenlijk voor moeten zorgen dat de milieugebruiksruimte van bedrijven wordt ingeperkt ten behoeve van woningbouw.
Het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Molengors’ ziet op het bedrijventerrein zelf. Het ‘Parapluplan Geluid Bedrijventerrein Molengors’ voorziet in geluidcontouren voor twee bedrijven op het bedrijventerrein Molengors die buiten het plangebied van ‘Bedrijventerrein Molengors’ liggen. Het parapluplan bevat ook regels voor woningbouw binnen de geluidcontouren van deze bedrijven. Dan zijn er nog twee bestemmingsplannen die beogen te voorzien in woningbouw, namelijk ‘Kop Roode Vaart’ en ‘Oevers Roode Vaart Zuid’. Die woningbouwlocaties liggen deels binnen de geluidcontouren van het parapluplan.
Milieuzonering nieuwe stijl
Het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Molengors’ is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte als bedoeld in de Crisis- en herstelwet. Dit biedt de mogelijkheid om geluidregels in het bestemmingsplan op te nemen, vooruitlopend op de Omgevingswet. De gemeente benut deze mogelijkheden door de onbenutte geluidruimte van de lichtere bedrijvigheid te beperken. Een groot deel van het bedrijventerrein heeft een bestemming tot met milieucategorie 3.1, terwijl daar veelal lichtere bedrijvigheid plaatsvindt. De juridische geluidruimte van 50 dB(A) op basis van het Activiteitenbesluit, zorgt dan voor een hoge geluidbelasting op het plangebied voor de woningbouw, terwijl die niet wordt gebruikt.
De gemeente past de VNG-uitgave ‘Milieuzonering nieuwe stijl’ uit 2019 toe. Deze is specifiek geschreven voor bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte. In de planregels wordt bepaald dat “bij het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit moet worden voldaan aan de grenswaarde voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van 45 dB(A) op 30 meter afstand van de grens van de bedrijfsmatige activiteit”. In de avond is dat 40 dB(A) en in de nacht 35 dB(A). Dit is een relevante beperking ten opzichte van het Activiteitenbesluit. Per saldo is dit de geluidruimte die in de VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering uit 2009 passend is voor bedrijven in milieucategorie 2.
Maatwerk: geluidcontouren
Er zijn twee bedrijven die binnen milieucategorie 3.2 of hoger vallen. Daarvoor is maatwerk toegepast. De gemeente heeft de bedrijven in een strak jasje genaaid, door in het parapluplan een geluidcontour van 50 dB(A) en 45 dB(A) vast te leggen waaraan moet worden voldaan. Deze geluidcontour is gebaseerd op de bestaande bedrijfsvoering. Daarmee wordt de geluidruimte van het bedrijf bevroren.
Het bedrijf voert met succes aan dat hiermee iedere flexibiliteit verloren gaat. De gemeente heeft de contouren gebaseerd op het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan een eerdere melding op basis van het Activiteitenbesluit. Die melding dateert uit 2016. Niet alleen is het akoestisch onderzoek vrij oud, het is ook met een ander doel opgesteld. Zodra bepaalde activiteiten net op een andere plek op het terrein plaatsvinden dan waarvan is uitgegaan bij het indienen van de melding, leidt dat direct tot een overschrijding van de grenswaarde op de geluidcontour. De gemeente had daar rekening mee moeten houden en niet zomaar de oude melding in beton kunnen gieten. Het bedrijf wordt zo onnodig beperkt.
De Afdeling heeft ook moeite met de keuze van de gemeente om nieuwe woningen alleen mogelijk te maken als aan een geluidbelasting van 45 dB(A) kan worden voldaan. Voor bestaande woningen geldt daarentegen een geluidnorm van 50 dB(A). De gemeente heeft niet goed onderbouwd waarom dit onderscheid wordt gemaakt. De Afdeling stelt dat een geluidbelasting van 50 dB(A) in beginsel aanvaardbaar is. De projectontwikkelaar heeft terecht aangevoerd dat de realisatie van woningbouw door het gemaakte onderscheid onnodig wordt belemmerd.
Rechtsonzekerheid: geluidregels in bestemmingsplan voor bedrijf buiten het plangebied
Een extra reden om de bestemmingsplannen te vernietigen, is dat in alle plannen geluidregels zijn opgenomen voor de twee ‘maatwerkbedrijven’. En dan zijn die regels ook nog verschillend van elkaar. Het bedrijf voert terecht aan dat hierdoor een onoverzichtelijke en rechtsonzekere situatie ontstaat. In het bestemmingsplan voor de woningbouwlocatie is een geluidnorm opgenomen waar het bedrijf aan moet voldoen. Die planregel komt niet tevoorschijn als het bedrijf op ruimtelijkeplannen.nl (nu Regels op de kaart) kijkt welke regels op zijn bedrijfsperceel van toepassing zijn. Het bedrijf moet niet allerlei aanpalende bestemmingsplannen hoeven te raadplegen om te zien of daar regels in zijn opgenomen waar het bedrijf aan zou moeten voldoen. Die regels moeten direct aan het bedrijfsperceel zijn gekoppeld.
De bestemmingsplannen worden vernietigd, voor zover dit de geluidregels en geluidcontouren van de twee ‘maatwerkbedrijven’ betreft. Het strengere ambitieniveau van 45 dB(A) voor nieuwe woningen is ook van de baan. De beperking van de geluidruimte van de lichtere bedrijven blijft wel in stand.
Deze uitspraak biedt inspiratie en lessen voor het formuleren van geluidregels in omgevingsplannen. Overigens heeft de VNG in 2024 een nieuwe Handreiking ‘Activiteiten en Milieuzonering’ gepubliceerd. Deze handreiking sluit aan bij de wetsbepalingen en systematiek van de Omgevingswet. Op onderdelen wijkt dit af van de VNG-uitgave uit 2019 voor bestemmingsplannen met verbrede reikwijdte. De nieuwe handreiking is hier te vinden.
Woningbouw in IJsselmuiden: ABRvS 19 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1178
Via een bestemmingsplan wordt in IJsselmuiden een nieuwe woonwijk mogelijk gemaakt voor 303 woningen op een locatie waar ooit een bakkerij stond. Meerdere partijen stellen beroep in, twee partijen hebben ook geluidgerichte argumenten. Beide partijen lopen onder andere aan tegen het feit dat de bestaande situatie hun bedrijfsvoering reeds beperkte.
Vereniging voor hondensport
Kringgroep Ysselmuiden, een vereniging voor hondensport, vreest dat de nieuwe bewoners zullen gaan klagen over de intense geluiden van blaffende honden. Zij wijzen op het akoestisch onderzoek van de gemeente, waaruit blijkt dat zowel de richtwaarde als de grenswaarde ter plaatse van de nieuwe woningen wordt overschreden.
Bij het opstellen van geluidsrapporten heeft de Kringgroep in eerste instantie niet willen meewerken aan een onderzoek om de concrete milieubelasting van de hondensportvereniging vast te stellen. Daarom is de gemeente uitgegaan van de mogelijkheden die de Kringgroep had op grond van het Activiteitenbesluit. Ook heeft de gemeente toen gekozen voor de richtafstanden van de VNG-brochure en het daarbij horende stappenplan om meer geluid toe te staan, aangezien de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau voor een rustige woonwijk worden overschreden. Aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit zou vanuit deze insteek wel worden voldaan.
Uiteindelijk besluit de Kringgroep om toch mee te werken aan akoestisch onderzoek. Dan blijkt dat in de bestaande situatie al niet aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit wordt voldaan. In de nieuwe situatie voldoet de hondensportvereniging dus ook niet. De consequentie hiervan is echter dat de Kringgroep door het nieuwe bestemmingsplan niet verdergaand beperkt wordt in haar bedrijfsvoering. De procedure legt in feite bloot dat de Kringgroep al een probleem had met het voldoen aan de geluidnormen. Dat is het probleem van de Kringgroep en is geen reden om de nieuwe woningbouw tegen te houden.
Detail is dat de Kringgroep de locatie huurt van de gemeente en de gemeente graag de Kringgroep wenst te verplaatsen naar een andere locatie. De gemeente heeft als argument nog in stelling gebracht dat de huur zou kunnen worden opgezegd, waardoor de geluidbelasting van de hondensportvereniging überhaupt geen relevante factor meer zou zijn. De vereniging verzet zich tegen deze insteek. Uiteindelijk komt dat in de uitspraak niet meer naar voren, omdat duidelijk wordt dat de hondensportvereniging haar activiteiten zodanig zal moeten aanpassen dat ook ter plaatse van de bestaande woningen aan de geluidnormen wordt voldaan. Of beëindiging of verplaatsing een optie is, is dan voor deze procedure niet meer relevant.
Transportbedrijf
Een nabijgelegen transportbedrijf vreest ook voor inperking van haar bedrijfsactiviteiten. Volgens het transportbedrijf is de gemeente niet uitgegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden van haar perceel. De gemeente zou ten onrechte zijn uitgegaan van de bestaande situatie, waardoor zij wordt beperkt in haar uitbreidings- en wijzigingsmogelijkheden op een deel van het bedrijfsperceel.
De Afdeling overweegt dat naast de bestaande situatie inderdaad ook moet worden gekeken naar de maximale planologische mogelijkheden op het bedrijfsperceel. Het bedrijf blijkt bij de bestaande bedrijfsvoering echter al niet of nauwelijks geluidruimte over te hebben. Dat betekent dat de bestaande bedrijfsvoering mag worden aangemerkt als een representatieve invulling van de maximale planmogelijkheden.
Het bedrijf voert nog aan dat er ten onrechte rekening is gehouden met de afschermende werking van de bedrijfshal, terwijl niet is gegarandeerd dat die bedrijfshal in stand blijft. De bedrijfshal is verouderd, waardoor niet ondenkbaar is dat de bedrijfshal zal worden gesloopt en de bedrijfsvoering op het vrijkomende terrein anders wordt ingericht. Dit is een variant op de situatie dat de instandhouding gegarandeerd moet zijn van afschermende bebouwing in het plangebied. Nu gaat het om afschermende bebouwing op het terrein van het bedrijf zelf, waar alleen het bedrijf controle over heeft. Het bedrijfsterrein ligt ook buiten het plangebied. Volgens de gemeente is wel degelijk geborgd dat de geluidbelasting niet toeneemt als de bedrijfshal wordt gesloopt. Het bedrijf moet immers voldoen aan de geluidnormen die van toepassing zijn (inclusief al eerder opgelegde maatwerkvoorschriften). Of dat nu met of zonder bedrijfshal is, de geluidbelasting mag niet toenemen. De Afdeling oordeelt dat de gemeente hier gelijk in heeft.
Overigens zijn ook in het plangebied geluidmaatregelen nodig. Een aantal woningen moet van dove gevels worden voorzien. Ook moet er een geluidscherm worden geplaatst. De uitvoering van deze maatregelen is niet goed geborgd in de planregels. Zo is niet duidelijk welke woningen precies van dove gevels moeten worden voorzien. De exacte situering van de woningen ligt niet vast, waardoor ook niet duidelijk is welke gevels als dove gevel moet worden uitgevoerd. Dit wordt aangepast door een concretisering van de planregels.
Ook is niet goed vastgelegd hoe hoog het geluidscherm precies moet zijn. In het akoestisch rapport worden verschillende hoogtes genoemd. De planregels worden hierop aangepast.
Dat geldt ook voor het materiaal waaruit het geluidscherm moet bestaan. De discussie hierover wordt tot in het kleinste detail gevoerd. De eerste herstelpoging van de gemeente houdt in dat het geluidscherm “minimaal voldoet aan categorie A3 (absorberend scherm) volgens NEN-EN 1793-1:2012 en”. Het bedrijf voert aan dat deze formulering niet voldoet aan de eisen van een geluidscherm van hoofdstuk 5.4.3 van de Handleiding meten en rekenen industrielawaai 1999. De gemeente heeft ter zitting verklaard dat in het akoestisch onderzoek wel rekening is gehouden met een geluidscherm dat aan die eisen van de HMRI voldoet en dat dit vereiste had kunnen worden opgenomen in de voorwaardelijke verplichting. Het beroep van het bedrijf slaagt in zoverre en die concretisering zal alsnog opgenomen moeten worden in een nieuw herstelbesluit.
De bewoner die het geluidscherm pal achter zijn tuin krijgt, stelt ook beroep in. Hij vreest voor vermindering van zijn uitzicht en schaduwhinder. Dat loopt zo’n vaart niet. In de huidige situatie staat er bedrijfsbebouwing van 5 en 6 meter hoog. Het geluidscherm komt dichterbij, maar is maximaal 3,45 meter hoog. Per saldo is de schaduw daarvan niet groter. In reactie op zijn vrees dat zijn tuin een klankkast zal worden, heeft de gemeente aangegeven dat het geluidscherm aan zijn kant absorberend zal worden uitgevoerd. Ook dat moet nog even concreet in de planregels worden opgenomen, maar voor het overige heeft deze bewoner het geluidscherm te dulden.
Woningbouw Dwingeloo: ABRvS 26 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1218
Woningbouw wordt steeds meer gepland op locaties naast bedrijven en naast of zelfs op (voormalige) bedrijventerreinen. Zo ook in Dwingeloo. De gemeente staat een woningbouwlocatie voor de bouw van ongeveer 100 woningen toe, gedeeltelijk naast een bedrijventerrein. Op dat bedrijventerrein is ook een bedrijf gevestigd dat (houten) recreatiewoningen en dergelijke ontwerpt en produceert. Dit bedrijf stelt beroep in, omdat zij vreest in haar bedrijfsvoering te worden beperkt.
De woningen komen op 42 meter afstand te staan, terwijl de toepasselijke richtafstand uit de VNG-brochure 50 meter is. De gemeente heeft daarom een geluidsonderzoek laten opstellen. In beroep klaagt het bedrijf dat de onderzochte bedrijfssituatie niet representatief is. De gemeente werpt aan het bedrijf tegen dat de te onderzoeken bedrijfssituatie vooraf is afgestemd met het bedrijf en bij de bespreking van de resultaten niet is gemeld dat de gehanteerde bedrijfssituatie onjuist zou zijn.
Niettemin is aanvullend onderzoek gedaan naar de bedrijfssituatie die volgens het bedrijf representatief is, inclusief uitbreidings- en wijzigingsmogelijkheden. Dan blijkt dat de uitbreidingsmogelijkheden beperkt zijn vanwege bestaande woningen. Die bestaande woningen blijken maatgevend te zijn voor de mogelijkheden van het bedrijf. De bedrijfssituatie die volgens het bedrijf representatief is, leidt tot overschrijdingen op de bestaande woningen. Voldoet het bedrijf ter plaatse van de bestaande woningen, dan voldoet het ook ter plaatse van de nieuwbouw. Het bedrijf heeft deze bevindingen niet gemotiveerd bestreden.
Het bedrijf krijgt wel gelijk waar het gaat om de formulering van de planregels. De gemeente heeft geprobeerd om de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen te beperken, om zo te voorkomen dat er geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd op een te korte afstand van het bedrijf. De tuinen zijn bedoeld om als tuin te gebruiken, daar zou geen mantelzorgwoning moeten kunnen komen.
Het is mogelijk om de bouw van vergunningsvrije bouwwerken in het bestemmingsplan te beperken. Dat vereist enige creativiteit, omdat vergunningsvrije bouwwerken niet aan het bestemmingsplan worden getoetst. De truc is om in de planregels te bepalen dat de voor Tuin aangewezen gronden niet als erf in de zin van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht kunnen worden beschouwd. Is de tuin geen erf, dan wordt niet aan de voorwaarden voor vergunningsvrij bouwen voldaan. De Afdeling heeft eerder geoordeeld dat deze constructie is toegestaan, als locatie-specifieke omstandigheden het noodzakelijk maken om de mogelijkheden voor vergunningsvrij bouwen in te perken.
De gemeente heeft in de planregels opgenomen dat de voor ‘Tuin-2’ aangewezen gronden niet als erf kunnen worden beschouwd. Maar de planregels laten wel toe dat er gebouwen worden gerealiseerd voor bepaalde vormen van beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis. Als er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een dergelijk gebouw en het voldoet aan de planregels, dan moet de omgevingsvergunning worden verleend. Vervolgens staan de planregels er niet aan in de weg dat een eenmaal vergund gebouw als mantelzorgwoning wordt gebruikt. Met een omweg kunnen er dus alsnog geluidgevoelige gebouwen worden gerealiseerd op korte afstand van het bedrijf, waar de gemeente dat niet had gewild.
De gemeente moet dit gebrek herstellen. Voor het bedrijf betekent dit alleen dat het plan daadwerkelijk aansluit bij hoe de gemeente het had bedoeld. De winst levert geen stok op om hard mee te slaan. Voor het overige kan de woningbouw namelijk gewoon doorgaan.
Paraplubestemmingsplan tegen kamerverhuur Geertruidenberg: ABRvS 16 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1693
De gemeente Geertruidenberg wil verkamering van eensgezinswoningen tegengaan en stelt daarvoor een paraplubestemmingsplan vast. Een eigenaar van twee woningen die hij verhuurt aan bewoners die geen gezamenlijke huishouding voeren, is het niet eens met het feit dat de kamerverhuur door met een uitsterfregeling onder het overgangsrecht wordt gebracht en dus uiteindelijk ooit beëindigd moet worden.
De gemeente beargumenteert dat deze uitsterfregeling nodig is omdat verkamering (onder meer) zorgt voor geluidsoverlast en daarmee een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat. Kamerverhuur is door deze overlast in een woonomgeving ruimtelijk en functioneel niet wenselijk, aldus de gemeente.
De eigenaar van de twee woningen verweert zich door te stellen dat kamerverhuur op grond van het bestaande bestemmingsplan legaal is. De eigenaar stelt dat de gemeente de beweerdelijke geluidoverlast zelf nooit heeft vastgesteld en zich enkel baseert op klachten uit de buurt. De eigenaar dient zelfs een verklaring in van een directe buurvrouw waaruit blijkt dat zij geen overlast ondervindt van de kamerverhuur.
De eigenaar krijgt gelijk, maar wordt wel wat geholpen door de Afdeling.
De Afdeling overweegt – zoals zij eerder ook al had gedaan – dat hinder of overlast als gevolg van onrechtmatig gedrag bij de besluitvorming over een bestemmingsplan buiten beschouwing dient te blijven. Dit soort overlast kan worden tegengegaan in het kader van de openbare orde. Instrumenten ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals een bestemmingsplan, zijn niet bedoeld om dergelijke overlast tegen te gaan. De gemeente heeft niet gemotiveerd dat meldingen waarnaar de gemeente verwijst ter onderbouwing van door de omgeving ervaring hinder of overlast “zodanig verweven zijn met een rechtmatig gebruik” van de woningen ten behoeve van kamerverhuur dat hierdoor sprake is van een aantasting van het woon- en leefklimaat. De gemeente heeft hierdoor ook onvoldoende gemotiveerd dat de geluidsoverlast, nog daargelaten of de gemeente enkel is afgegaan op meldingen uit de omgeving en deze geluidsoverlast niet zelf heeft vastgesteld, zoals de eigenaar stelt, zodanig is dat niet langer sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De gemeente krijgt dus het deksel op de neus. Het parapluplan wordt vernietigd voor zover het de locaties van de twee verhuurde woningen betreft.
Bedrijfswoning bij paardentrainingsstal Zwanenburg: ABRvS d.d. 16 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1712
De aanhouder wint, moet deze appellant gedacht hebben (we hebben deze casus al eerder besproken, de uitspraak van 9 augustus 2023 bespraken we hier). Toch niet.
De appellant heeft in 2019 een omgevingsvergunning gekregen om onder de rook van Schiphol (1 km afstand van de start- en landingsbaan Polderbaan en onder de aanvliegroute noord van de Zwanenburgbaan op 3 km afstand) en binnen 60 meter van de A9, een paardentrainingsstal te kunnen bouwen en exploiteren. De appellant heeft een paar maanden later ook een aanvraag ingediend voor een bedrijfswoning, gebouwd in het verlengde van de stal.
Het bouwen van een bedrijfswoning is in strijd met het bestemmingsplan en daarom is de vraag aan de gemeente om een afwijking van het bestemmingsplan toe te staan. De gemeente weigert die afwijking. De bedrijfswoning is volgens de gemeente in strijd met een goede ruimtelijke ordening, omdat er vanwege een slechte luchtkwaliteit en de geluidsbelasting vanwege het lucht- en verkeerslawaai geen sprake kan zijn van een gezond en goed woon- en leefklimaat op het perceel.
De appellant is het niet eens met de gemeente en vecht de weigering en diverse herstelbesluiten die daarop volgen aan.
De bedrijfswoning is noodzakelijk volgens de appellant om toezicht te houden op de paarden in verband met calamiteiten, geboorten en om diefstal van de paarden te voorkomen. Om het geluidprobleem te lijf te gaan heeft de appellant een ontwerp gemaakt van een bedrijfswoning met drie dove gevels (net als andere panden in de omgeving). En uit een akoestisch onderzoek zou blijken dat ook andere maatregelen getroffen kunnen worden zodat de bedrijfswoning kan voldoen aan de geluidsnormen. De appellant is aldus van mening dat de gemeente ten onrechte de omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan heeft geweigerd.
De appellant krijgt geen gelijk. De gemeente stelt dat een paardenhouderij op het perceel niet is toegestaan en dat het ook niet noodzakelijk is om een bedrijfswoning te hebben om de paardentrainingsstal te bewaken. Dat kan ook met andere middelen (camara’s etc.). Daarnaast staat vast dat de voorkeursgrenswaarde van het wegverkeer van 48 dB als ook de maximale ontheffingswaarde van 53 dB uit de Wet geluidhinder worden overschreden op drie van de vier gevels van de bedrijfswoning. De gecumuleerde geluidbelasting van het wegverkeer op de A9 en op de IJweg en het vliegverkeer van en naar Schiphol zal op de bedrijfswoning 71 dB bedragen. Dat gaat de gecumuleerde geluidbelasting van 68 dB die de gemeente voor het perceel nog acceptabel vindt te boven. Daarnaast zal de bedrijfswoning geen geluidluwe gevel hebben. Er zullen ook geen geluidschermen worden geplaatst langs de A9 aan de kant waar het perceel ligt.
Al met al is de gemeente van mening dat ook als de bedrijfswoning met drie dove gevels wordt uitgevoerd, dit niet leidt tot een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat geval zou weliswaar mogelijk kunnen worden voldaan aan de Wet geluidhinder, maar de geluidbelasting op het perceel wordt daardoor niet lager. Dit geldt ook indien alternatieve maatregelen worden getroffen om de geluidbelasting op de woning te verminderen, bij voorbeeld door het plaatsen van Silent Air gevelschermen. Daarnaast wenst de gemeente bij nieuwe ontwikkelingen – indien nodig – slechts één dove gevel toe te staan, zodat er nog natuurlijke ventilatie in de woning mogelijk is. Ook op deze manier wordt volgens de gemeente voorkomen dat wordt meegewerkt aan woningen waarbij de geluidbelasting op de gevels te hoog wordt.
Omdat de gemeente beleidsvrijheid toekomt bij het invullen van de norm goede ruimtelijke ordening en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, is de Afdeling van mening dat de gemeente terecht de omgevingsvergunning voor de afwijking van het bestemmingsplan heeft geweigerd. De gemeente heeft mogen stellen dat er geen sprake kan zijn van een gezond en goed woon- en leefklimaat. Het bouwen van een bedrijfswoning onder de rook van Schiphol en naast de A9 gaat niet door.
Gemeentelijke Verordening horeca /APV
Exploitatievergunning restaurant Pand 33 Utrecht: ABRvS 2 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1444
Wonen naast een horecabedrijf is niet altijd een feestje. Veelal wordt geluidoverlast ervaren door muziek, stemgeluid op terrassen of door weggaande bezoekers in de late of vroege uurtjes.
Gemeenten hebben doorgaans in de gemeentelijke APV of in een specifieke gemeentelijke verordening voor horeca opgenomen dat voor de exploitatie van een horecabedrijf (café, restaurant, hotel, club etc.) een exploitatievergunning moet worden verkregen. In die regels staat doorgaans dat een aanvraag voor een exploitatievergunning getoetst moet worden aan het criterium ‘of de aanwezigheid van het horecabedrijf een ontoelaatbare nadelige invloed heeft op, onder meer, de woon- en leefsituatie van omwonenden in de omgeving van het horecabedrijf’.
De toetsing aan dit criterium uit de APV of een specifieke gemeentelijke verordening is een zelfstandige toets die uitgevoerd moet worden voor een exploitatievergunning. Het feit dat een bestemmingsplan een horecabestemming mogelijk maakt, betekent niet dat de specifieke toetsing op grond van de APV of een specifieke gemeentelijke verordening kan worden overgeslagen omdat deze toetsing al zou zijn verricht.
Die fout wordt heel vaak gemaakt. Zo ook door de burgemeester van Utrecht. De burgemeester stelt zich in beginsel op het standpunt dat in het bestemmingsplan al een belangenafweging had plaatsgevonden aangaande de bestemming horeca ten opzichte van de omliggende bestemming voor wonen en dus dat er geen ruimte is bij de beoordeling van een exploitatievergunning van de woon- en leefsituatie. De nadelige gevolgen van de bestemming horeca zouden, aldus de burgemeester, al zijn aanvaard via het bestemmingsplan. Volgens de burgemeester is pas sprake van ontoelaatbare benadeling op grond van de gemeentelijke verordening horeca als de overlast die het restaurant veroorzaakt niet voorzien is. Bij de exploitatie van een restaurant is enige overlast onvermijdelijk.
Daar sloeg de burgemeester de plank dus mis. Uiteindelijk weet de burgemeester deze zaak te redden, maar dat is enkel omdat er een nieuw besluit wordt genomen met een motivering op basis van de gemeentelijke Verordening horeca Utrecht gebaseerd op nog snel genomen geluidbeperkende maatregelen door de horecaondernemer.
Opmerkelijk
Planschade Krimpenerwaard: ABRvS 9 april 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1569
De eigenaar van een aantal percelen op een bedrijventerrein in Krimpen aan de Lek claimt planschade. Een recent vastgesteld bestemmingsplan zou ertoe leiden dat de mogelijkheden worden beperkt om op die locatie een scheepswerf te exploiteren. Ook zou een verruiming van de maximale milieucategorie op aangrenzende percelen, inclusief de mogelijkheid om daar grote lawaaimakers te vestigen, leiden tot aantasting van het woongenot in haar bedrijfswoning.
Bij de beoordeling van dit planschadeverzoek overweegt de Afdeling het volgende:
“Verder is van belang dat bij Koninklijk Besluit van 21 december 1990 een geluidszone ingevolge de Wet geluidhinder is vastgesteld. De percelen liggen binnen deze geluidszone. Voor binnen de geluidszone gelegen objecten geldt dat deze geen tot beperkte bescherming genieten ten aanzien van geluidshinder.”
Deze passage trok onze aandacht. De Wet geluidhinder voorziet immers in een uitgebreid instrumentarium om woningen binnen de geluidzone van een industrieterrein te beschermen tegen geluidhinder. Alleen de woningen die op het industrieterrein zelf zijn gelegen, worden niet beschermd via de Wet geluidhinder (wel in beperkte mate in het ruimtelijk spoor onder de vlag van goede ruimtelijke ordening).
Klein detail, of essentieel verschil?
Een beetje recherchewerk leert dat de kadastrale percelen die in de uitspraak worden genoemd onderdeel zijn van het industrieterrein zelf. Voor de beoordeling in deze zaak maakt het dus geen verschil en pakt het uit zoals de Afdeling het kennelijk bedoelt (of heeft overgenomen uit het taxatierapport). Maar een niet doorgewinterde lezer kan hierdoor niettemin in verwarring worden gebracht. Kritisch als wij zijn, verwachten wij dat onze hoogste bestuursrechter zorgvuldig formuleert. Ook als het eigenlijk niet uitmaakt.